IEF 22001
19 april 2024
Uitspraak

Geen inbreuk door 'Wijnwereld.Online' op handelsnaam 'Wijnenwereld.nl'

 
IEF 22000
18 april 2024
Uitspraak

Gerecht EU: 'Pablo Escobar' mag niet worden geregistreerd als EU-merk

 
IEF 21999
18 april 2024
Uitspraak

Hof: beeldmerk Puma niet vervallen, maar Monshoe maakt ook geen inbreuk

 
IEF 13936

Weigering beschrijvend woordmerk FLEXI terecht

Gerecht EU 11 juni 2014, zaak T-352/12 (Flexi) - dossier
Absolute weigeringsgrond. Vernietiging van beslissing van Kamer van Beroep BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de weigering van de onderzoeker om het woordmerk „FLEXI” in te schrijven voor waren van de klassen 18 en 25. Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009. Beroep toe/afgewezen. Het beroep is geweigerd, Flexi heeft de betekenis van flexibel en buigbaar en is beschrijvend voor de producten, waaronder portomonnees en schoenen.

13 Aux termes de l’article 7, paragraphe 1, sous c), du règlement n° 207/2009, sont refusées à l’enregistrement « les marques qui sont composées exclusivement de signes ou d’indications pouvant servir, dans le commerce, pour désigner l’espèce, la qualité, la quantité, la destination, la valeur, la provenance géographique ou l’époque de la production du produit ou de la prestation de services, ou d’autres caractéristiques de ceux-ci ». En outre, l’article 7, paragraphe 2, du règlement n° 207/2009 énonce que le « paragraphe 1 est applicable même si les motifs de refus n’existent que dans une partie de la Communauté ».

21 Ce signe désigne dans ces deux langues « une chose qui peut être facilement pliée » (dictionnaire en ligne de l’Académie royale espagnole et New Shorter Oxford English Dictionnary, Volume I, Oxford University Press, 1993, page 973). Ces définitions, qui n’ont d’ailleurs pas été expressément contestées par la requérante, ne peuvent qu’être entérinées.
IEF 13935

Definitief toezeggingsbesluit Buma/Stemra

ACM besluit 3 juni 2014, IEF 13935 (Toezeggingsbesluit Buma/Stemra) (!Let op! 55 Mb)
Media. Misbruik machtspositie. Collectief beheer. Uit het persbericht: Auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra gaat meer keuze bieden aan componisten en tekstschrijvers voor het beheer van hun auteursrechten op muziek. Dat heeft Buma/Stemra de Autoriteit Consument & Markt (ACM) toegezegd. Op 3 juni 2014 heeft ACM het definitieve toezeggingsbesluit voor Buma/Stemra vastgesteld. Een onafhankelijke derde zal toezicht houden op de toezeggingen van Buma/Stemra. ACM heeft ingestemd met de benoeming van Marco Pastors als onafhankelijke derde.

Het ontwerpbesluit heeft zes weken ter inzage gelegen en hierop is één zienswijze ingediend. Die zienswijze gaf geen aanleiding om het ontwerpbesluit te wijzigen.

Zie meer: Buma/Stemra zegt ACM toe meer keuze te bieden bij beheer auteursrechten

IEF 13934

Onrechtmatige vernietiging overeenkomst door Australische DJ

Rechtbank Oost-Brabant 11 juni 2014, IEF 13934 (eiser tegen Fusion BV)
Uitspraak ingezonden door Jurian van Groenendaal en Fulco Blokhuis, Boekx Advocaten. Tussenvonnis. Agentuurovereenkomst. Eiser is een Australische 'hard-style' dj. Fusion is een boeking management en heeft een overeenkomst gesloten met eiser. De eis: verklaring voor recht dat overeenkomst is vernietigd en terugbetaling van wat onverschuldigd betaald is. In reconventie wordt geëist dat de overeenkomst op onrechtmatige wijze is vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen agentuurovereenkomst is en geen rechtsgeldige vernietiging van de overeenkomst. Fusion krijgt gelegenheid om schadevergoeding nader te onderbouwen.

4.3 Ondanks het voorgaande is de rechtbank toch van oordeel dat de overeenkomst niet als agentuurovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Hiervoor is van belang dat naar het oordeel van de rechtbank de kern van de overeenkomst-gelezen in haar geheel, inclusief de considerans- wordt gevormd door de afspraken tussen partijen over het artiesten (management) dat Fusion voor X voor een periode van (ten minste) vijf jaar zal verzorgen.(...)

4.23 (...) De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat deze vernietiging niet rechtsgeldig was. (...), zodat de rechtbank concludeert dat X met zijn brief van 1 februari 2013 de overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd en uit dien hoofde gehouden is de door Fusion geleden schade te vergoeden. (...)

4.25 De rechtbank ziet in het bovenstaande aanleiding aan Fusion gelegenheid te geven haar schadevergoeding in deze procedure binnen het juiste kader nader te onderbouwen. (...)
Lees de uitspraak hier:
HA ZA 13-629 (pdf)
IEF 13934 (link)
IEF 13933

Weekoverzicht Gerecht EU week 24

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A. Beroep METABIOMAX tegen BIOMAX verworpen
B. Beroep JUNGBORN tegen BORN verworpen
C. Beroep METABOL tegen METABOL-MG verworpen

Gerecht EU 11 juni 2014, zaak T-62/13 (METABIOMAX) - dossier
A. Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van het woordmerk „METABIOMAX” voor waren en diensten van de klassen 5, 16 en 30, en strekkende tot vernietiging van beslissing van Kamer van Beroep BHIM houdende gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling waarbij de oppositie van de houder van het gemeenschapswoordmerk „BIOMAX” voor waren van de klassen 5, 30 en 32 tegen de inschrijving van dat merk gedeeltelijk is afgewezen. Beroep wordt verworpen.

Gerecht EU 11 juni 2014, zaak T-401/12 (JUNGBORN) - dossier
B. Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de aanvrager van de internationale inschrijving, waarin de Europese Unie wordt aangewezen, van het woordmerk „JUNGBORN” voor waren van de klassen 29, 30 en 32, en strekkende tot vernietiging van beslissing Kamer van Beroep BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling waarbij dit merk de bescherming van de gemeenschapsmerkregeling gedeeltelijk wordt geweigerd in het kader van de oppositie ingesteld door de houder van het nationale woordmerk „BORN” voor waren van de klassen 29, 30 en 32. Beroep wordt verworpen.

Gerecht EU 11 juni 2014, zaak T-486/12 (METABOL) - dossier
C. Gemeenschapsmerk – Beroep door de aanvrager van het woordmerk „METABOL” voor waren en diensten van de klassen 5, 16 en 30 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing van Kamer van Beroep BHIM houdende gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling tot gedeeltelijke weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie die door de houder van het nationale woordmerk „METABOL-MG” voor waren van klasse 5 is ingesteld. Beroep wordt verworpen.

IEF 13932

Na terugzending aan Gerecht EU bevestiging niet-ontvankelijkheid

Gerecht EU 12 juni 2014, IEF 13932; zaak T-137/09 RENV (R10) - dossier
Gemeenschapsmerk – Beroep door de houder van het niet-ingeschreven woordmerk „R10” ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing kamer van beroep van BHIM, waarbij niet-ontvankelijk is verklaard het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie die is ingesteld tegen de aanvraag voor inschrijving van het woordmerk „R10” voor waren en diensten van de klassen 18, 25 en 35 – Zaak C-53/11 P; IEF 10802 na vernietiging terugverwezen door het Hof. Beroep afwezen en Nike wordt veroordeeld in de proceskosten van het OHIM bij het Hof van Justitie en het Gerecht EU.

39      Eu égard à l’ensemble de ce qui précède, il y a lieu de constater que, contrairement à ce qu’allègue la requérante, la chambre de recours n’a pas commis d’erreur d’appréciation en ce qui concerne la définition de l’objet de la convention de cession.

Op andere blogs:
IPKat

IEF 13931

Inbreuk op auteursrecht erotische lingeriefoto's

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 juni 2014, IEF 13931 (Dreamgirl tegen Petshop Insulinde)
Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, Van Benthem & Keulen. Auteursrecht. Foto's. Winstafdracht. Dreamgirl is ontwerper en producent van erotische lingerie. Gedaagde exploiteert een webshop voor erotische kledingproducten op www.sexyfashionshop.nl en gebruikt foto's van Dreamgirl. De rechtbank verklaart voor recht dat gedaagde zowel inbreuk maakt op de auteursrechten van Dreamgirl als op de licentie van de Nederlands distributeur. De vordering tot winstafdracht ex artikel 27a Aw wordt afgewezen, dit moet in een schadestaatprocedure worden opgemaakt.

3.3 (...) De door Dreamgirl c.s. gestelde onrechtmatige gedragingen vloeien voort uit de, door Petshop Insulinde gepleegde, inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van Dreamgirls c.s. ingevolge artikel 8 van de Rome II-Verordening is, nu de inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten in Nederland is gepleegd, Nederlands recht van toepassing.

3.6 (...) Nu Dreamgirls c.s. tevens vordert Petshop Insulinde te veroordelen tot vergoeding van de door Dreamgirls c.s. geleden c.q. te lijden schade als gevolg van de in de dagvaarding omschreven inbreuk op hun auteursrechten, althans als gevolg van de in de dagvaarding omschreven onrechtmatige daad, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgends de wet, zal in de schadestaatprocedure kunnen worden beoordeeld of en tot welk bedrag een vordering van Dreamgirl c.s. toewijsbaar is. De rechtbank wijst de hiervoor beschreven vordering tot afdracht van behaalde winst dan ook af.
IEF 13930

Overeenkomsten tussen interfaces is nog geen inbreuk op software

Rechtbank Den Haag 11 juni 2014, IEF 13930 (Zoorobotics tegen Labelsoft)
Uitspraak ingezonden door Wouter Seinen en Nathalja Doing, CMS. Auteursrecht. Software. Zoorobotics heeft auteursrecht op software genaamd Meditra NTS en de daartoe behorende gebruikersinterface. Zij stelt dat Labelsoft inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht en dat Labelsoft onrechtmatig handelt door de Zoorobotic software en de interface daarvan te gebruiken voor een eigen module die onnodig verwarring bij het publiek wekt. Uit de overeenkomsten tussen beide interfaces leidt de rechtbank derhalve een redelijk vermoeden van inbreuk door Labelsoft op de interface van de Zoorobotics software af. Een dergelijk vermoeden kan niet zonder nadere motivering een redelijk vermoeden van inbreuk op de software zelf bewerkstelligen.

4.4. Labelsoft heeft in dit incident niet bestreden dat de door Zoorobotics opgesomde en in productie 5 bij dagvaarding weergegeven overeenkomsten tussen de beide interfaces daarin aanwezig zijn. Ook heeft zij niet bestreden dat die overeenkomsten auteursrechtelijk beschermde trekken van de Zoorobotics interface betreffen. Labelsoft bestrijdt weliswaar de ontlening maar heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, uitgelegd hoe die gelijkenissen tussen beide interfaces dan wel verklaard kunnen worden. Uit de overeenkomsten tussen beide interfaces leidt de rechtbank derhalve een redelijk vermoeden van inbreuk door Labelsoft op de interface van de Zoorobotics software af. Zoorobotics maakt echter onderscheid tussen de gestelde auteursrechtelijke inbreuk op de Zoorobotics interface en de gestelde inbreuk op de Zoorobotics software zelf en wil inzage in bescheiden die betrekking hebben op die laatste gestelde inbreuk. Een vermoeden van inbreuk op de Zoorobotics interface kan dan ook niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, een redelijk vermoeden van inbreuk op de software zelf bewerkstelligen.

4.6 Zoorobotics heeft de inbreuk op de software voorlopig derhalve alleen maar gemotiveerd gesteld, terwijl Labelsoft die motivering betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook niet voldaan aan het vereiste redelijk vermoeden van auteursrechtinbreuk op de Zoorobotics software. Nu onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat Labelsoft een non-obfuscated versie van de Zoorobotics software heeft ontvangen, is er evenmin sprake van een redelijk vermoeden dat Labelsoft anderszins onrechtmatig jegens Zoorobotics heeft gehandeld. Van een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv is derhalve geen sprake.

Lees de uitspraak:
IEF 13930 (pdf/link)

IEF 13929

Brede steun voor afschaffing geschriftenbescherming

Nota afschaffing geschriftenbescherming, Kamerstukken II 2013-2014, 33 800, nr. 6.
Redenen voor afschaffing van de geschriftenbescherming. Relatie tussen dit wetsvoorstel en de bescherming van programmagegevens. Het kabinet ziet in de afschaffing van de geschriftenbescherming dan ook geen reden voor het vervallen van de grondslag voor de vastgestelde wettelijke tarieven voor programmagegevens en evenmin voor de aanpassing van de mediawettelijke regeling over programmagegevens of voor een daling van de wettelijke tarieven voor programmagegevens tot nul. Nu ook na afloop van de internetconsultatie dergelijke belangen niet naar voren zijn gebracht en uit de literatuur en de praktijk is gebleken dat de afschaffing van de geschriftenbescherming op brede steun kan rekenen, meent het kabinet dat de door de Afdeling advisering gestelde vraag zo moet worden beantwoord dat een nader onderzoek inderdaad niet aangewezen is.

De vraag of programmagegevens auteursrechtelijk worden beschermd dan wel of overname daarvan op zichzelf een onrechtmatige daad op grond van het Burgerlijk Wetboek zou betreffen is onderdeel geweest van een gerechtelijke procedure tussen de NPO en een dagblad waarin recent uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Amsterdam (20 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:798). Het oordeel van het hof over deze vraag luidde dat de programmagegevens niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming waaronder geschriftenbescherming. Het kabinet hecht er in dit kader aan op te merken dat nu de regeling van de verplichte en tijdige beschikbaarstelling in de Mediawet 2008 een zelfstandige functie heeft die los staat van het al dan niet bestaan van auteursrechtelijke bescherming, de omstandigheid dat volgens het hof geen sprake kan zijn van auteursrechtelijke bescherming van programmagegevens de omroepen niet verplicht om die programmagegevens actief beschikbaar te stellen alvorens zij openbaar zijn gemaakt.

De omstandigheid dat programmagegevens niet auteursrechtelijk worden beschermd en dat de overname daarvan op zichzelf geen onrechtmatige daad vormt, leidt er in combinatie met het wegvallen van geschriftenbescherming toe dat programmagegevens zonder vergoeding kunnen worden overgenomen indien en voor zover zij door vrije nieuwsgaring zijn verkregen. Dat gegeven zou van invloed kunnen zijn op de hoogte van de marktconforme prijs van de programmagegevens. Indien en voor zover dat het geval is, zou het Commissariaat voor de Media daarmee rekening kunnen houden bij zijn periodieke herberekening van de marktconforme waarde.

4. Advies en consultatie
De reacties op de internetconsulatie over het wetsvoorstel waren bijna allemaal positief. Slechts de NPO en SBS Broadcasting BV hebben enige kritische kanttekeningen geplaatst. Zij maken gebruik van de geschriftenbescherming en hebben de vraag gesteld in hoeverre de traditionele bescherming tegen ongeoorloofde mededinging op basis van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) bescherming biedt. Daarbij hebben zij de vraag gesteld of het niet veel meer voor de hand ligt om een bijzondere regeling te introduceren voor wat zij omschrijven als “oneerlijke concurrentie en parasitering.” Uit de praktijk en de literatuur hebben het kabinet echter geen andere signalen bereikt dat een dergelijke regeling toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de bestaande mogelijkheid in een dergelijke situatie een beroep te doen op de onrechtmatige daad actie. Ook is zulks niet in de consultatie of daarna door andere partijen voorgesteld. Aldus wordt een dergelijke regeling niet aangewezen geacht.

De geschriftenbescherming, met inbegrip van de juridische aspecten en economische belangen, vormt reeds sinds de invoering van de huidige Auteurswet in 1912 onderwerp van debat. In dat debat is niet gebleken van zwaarwegende belangen die zich tegen de afschaffing van de geschriftenbescherming verzetten. De Afdeling advisering van de Raad van State constateert dat ook uit het advies van de Commissie Auteursrecht volgt dat niet van dergelijke belangen sprake is. In dat kader merkt de Afdeling advisering op dat het de vraag is of het wel nodig is onderzoek te doen naar aanwijzingen dat van zwaarwegende belangen die zich tegen de afschaffing van de geschriftenbescherming verzetten. Nu ook na afloop van de internetconsultatie dergelijke belangen niet naar voren zijn gebracht en uit de literatuur en de praktijk is gebleken dat de afschaffing van de geschriftenbescherming op brede steun kan rekenen, meent het kabinet dat de door de Afdeling advisering gestelde vraag zo moet worden beantwoord dat een nader onderzoek inderdaad niet aangewezen is.

IEF 13928

Geen inbreuk op auteursrecht IP Bank

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 februari 2014, IEF 13928 (IP Bank tegen gedaagde)
Auteursrecht. Licentie. IP Bank, opgericht door gedaagde, is auteursrechthebbende op de BowTie-software. Gedaagde is tevens bestuurder van GovProDev, welke in 2009 een licentieovereenkomst sloot met IP Bank. In 2010 werkte IP Bank samen met CGE, waarbij CGE optrad als reseller en sublicentienemer onder de Governorslicentie. Na ontslag van gedaagden bij IP Bank, is een nieuw initiatief gestart, gericht op de verkoop van Bow Tie software en BowTieMed. Gedaagden handelen op grond van een (sub)licentieovereenkomst met IP Bank, er is geen auteursrechtinbreuk.

De beoordeling
4.9. Het verweer van IP Bank slaagt naar voorlopig oordeel niet. Uit de CGE-licentie en de verklaring van een adviseur van IP Bank, [Q], blijkt dat het de bedoeling van alle partijen was de Governorslicentie op enig moment te beëindigen. Uit de verklaring van [Q] en het gestelde ter zitting blijkt echter dat dat niet onmiddellijk bij het aangaan van de CGE-licentie is gebeurd, omdat een belangrijke afnemer van de software, BP, niet bereid was mee te werken aan een contractsovername. Dat de Governorslicentie na het sluiten van de CGE-licentie daadwerkelijk is beëindigd, blijkt nergens uit. Dat GovProDev, [X] en/of [Y] op de hoogte waren van het voornemen van IP Bank om de Governorslicentie op enig moment te beëindigen, betekent nog niet dat IP Bank en GovProDev daadwerkelijk hun overeenkomst hebben beëindigd. Bekend was immers ook dat het de bedoeling van IP Bank was dat de Governorslicentie voorlopig nog zou voortduren. Ook het feit dat [X] daags voor zijn ontslag als bestuurder van IP Bank nog de [Y]licentie is aangegaan, impliceert niet dat de Governorslicentie is beëindigd. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat de Governorslicentie nog altijd van kracht is.

4.13. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt. Uit de door IP Bank overgelegde producties waarin reclame wordt gemaakt voor (gebruikslicenties voor) de BowTieMed software, blijkt geenszins in welke hoedanigheid dat gebeurde. [X] is in één van die producties als ‘consultant’ van JR Healthcare vermeld en in een aantal e-mails met uitsluitend zijn eigen naam. IP Bank geeft zelf aan dat voor haar niet duidelijk is welke entiteit de gewraakte uitingen heeft gedaan. Voorts is niet gebleken dat [X] handelde namens een andere rechtspersoon waarvan hij bestuurder was dan GovProDev. De in de betreffende documenten gebruikte handelsnamen WellReasoned en JR Healthcare corresponderen niet met de statutaire namen van de andere rechtspersonen waarvan [X] bestuurder is. SCGF en GRC Cares zijn wel bestaande rechtspersonen waarvan [X] bestuurder is. Dat die rechtspersonen gebruikslicenties voor de software hebben aangeboden aan derden of anderszins aan de auteursrechthebbende voorbehouden handelingen hebben verricht, blijkt echter niet uit de door IP Bank overgelegde producties. De stelling van [X] dat hij gebruikslicenties voor de BowTieMed software aanbiedt in zijn hoedanigheid van bestuurder van GovProDev, is dan ook onvoldoende onderbouwd weersproken door IP Bank.

4.14. Bovendien kent de Governorslicentie de mogelijkheid om sub-licenties te verstrekken voor de verkoop van louter gebruikslicenties. Voor zover de handelingen van [X] al niet aan GovProDev toe te rekenen zouden zijn, dient het er voorshands dan ook voor te worden gehouden dat aan [X] een stilzwijgende sub-licentie is verleend door GovProDev.

 4.15. De slotsom is dat, als er al sprake is van auteursrechtelijk relevante handelingen, die handelingen naar voorlopig oordeel zijn verricht uit naam van GovProDev (en dus op grond van de Governorslicentie), dan wel op basis van een sub-licentie.

4.16. [Y] heeft verwezen naar het door [X] gevoerde verweer en heeft in aanvulling daarop onder meer gesteld dat hij persoonlijk op geen enkele wijze naar buiten is getreden in verband met de BowTie-software. Alle handelingen waartegen IP Bank in dit kort geding bezwaar maakt zijn door hem (onbezoldigd) verricht in opdracht van [X] en GovProDev. [Y] benadrukt dat hij geen gebruik maakt van de [Y]licentie en dat hij zijn activiteiten heeft gestaakt in afwachting van een beslissing in het geschil met IP Bank.

4.17. De naam van [Y] is vermeld in een aantal e-mailberichten, op de bowtiemed.com website en in een Japanse presentatie waarin de handelsnaam BowTieMed is gebruikt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [Y] geldt ook ten aanzien daarvan dat onvoldoende vast is komen te staan dat [Y] die uitingen verrichte voor een eigen onderneming of een eenmanszaak van [X] en niet als opdrachtnemer of sub-licentiehouder van GovProDev.

IEF 13927

Kleurbeeldmerk Dracula Bite mag worden ingeschreven

Gerecht EU 5 juni 2014, IEF 13927, Gevoegde zaken T-495/12; T-496/12; T-497/12 (Dracula Bite) - dossier 
Gemeenschapsmerk. Beroep door de houder van het nationale beeldmerk bevattende het woordelement „Dracula” voor waren en diensten van de klassen 33 en 35 ingesteld en strekkende tot vernietiging van beslissing van beroep van het BHIM houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van de oppositie die door verzoekster tegen de aanvraag tot inschrijving van het kleurbeeldmerk bevattende de woordelementen „Dracula Bite” voor waren en diensten van de klassen 33, 35 en 39 is ingesteld. Beroep is afgewezen en de inschrijving is hiermee geldig.

Lees verder

Op andere blogs:
Merkwaardigheden