IEF 21970
28 maart 2024
Uitspraak

Adidas gebruikt onrechtmatig voetbalspeler voor advertentie

 
IEF 21969
28 maart 2024
Uitspraak

Conclusie A-G: schending van uitingsvrijheid kan tenuitvoerlegging vonnis in de weg zitten

 
IEF 21973
28 maart 2024
Uitspraak

Automattic moet verbeurde dwangsommen betalen

 
IEF 14143

Een werkbaar verbod op kabeldoorgifte

Rechtbank Amsterdam 27 augustus 2014, IEF 14143 (Stichting LIRA tegen UPC c.s. en RODAP)
Uitspraak ingezonden door Jacqueline Seignette en Marijn Kingma, Höcker advocaten. Auteursrecht. Contractuele overdracht. Uitvoerbaar bij voorraad. LIRA en UPC hebben in het verleden Kabelovereenkomsten met elkaar gesloten, welke ten einde of niet zijn vernieuwd. In het kader van algemene belangenbehartiging (3:305a BW) is het gevorderde verbod tot doorgifte van werken, waarvan Lira niet inzichtelijk kan maken wie ze heeft gemaakt, te onbepaald. Uit artikel 45d Aw (rechtsvermoeden van overdracht aan producent) volgt niet een uitzondering op de overdraagbaarheid. Het Aansluitingscontract is een voldoende bepaalde overdrachtsakte en omvat zowel primaire als secundaire openbaarmakingsrechten. UPC c.s. maakt inbreuk, maar het verbod is slechts werkbaar als Lira verplicht wordt op basis van programmagegevens uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan een uitzending aan UPC mede te delen voor welke programma's zij over de auteursrechten beschikt. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad weegt zwaarder dan de belangen van UPC c.s.: de materieel belanghebbende auteurs worden sinds 2012 niet gecompenseerd. Staking wordt bevolen binnen 90 dagen na betekening, versterkt met dwangsommen.

Vervolg samenvatting. Uit artikel 45d Aw volgt geen uitzondering op het beginsel van overdraagbaarheid. Dat het auteursrecht wordt vermoed aan de producer te zijn overgedragen, betekent niet dat een overdracht aan Lira niet mogelijk is. De overdracht door de makers vindt plaats op het moment dat de producent besluit dat het filmwerk vertoningsgereed is. Anders dan uit 3:97 BW volgt een verbod van overdracht bij voorbaat van auteursrechten niet uit artikel 45d of 14bis Berner Conventie. Het Aansluitingscontract voldoet als akte aan de eis van artikel 2 lid 2 Aw.

De bevoegdheid van Lira om op grond van wederkerigheidsovereenkomsten namens buitenlandse zusterorganisaties wordt in dit geding niet onderbouwd met overeenkomsten. Het Aansluitingscontract en de Bijlage wordt zo uitgelegd dat naast het secundaire ook het primaire openbaarmakingsrecht aan Lira is overgedragen.

Er wordt geen inbreuk gemaakt op artikel  26a Aw, omdat er geen sprake is van een heruitzending, hetgeen een eerdere openbaarmakingshandeling veronderstelt, maar van een kabeldoorgifte (zie Norma/NLKabel, IEF 13696).

Leestips: 4.15, 4.18.2

Lees de uitspraak: (pdf/link)

IEF 14140

Kosten voor het opsporen als additionele vergoeding niet onderbouwd

Ktr. Rechtbank Den Haag 4 augustus 2014, IEF 14140 (Masterfile tegen De Bie c.s.)
Uitspraak ingezonden door Lucia van Leeuwen, Köster advocaten. Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld. Auteursrecht. Stockfotobureau. De bedrijfsactiviteiten en website van Falcon zijn overgedragen, zie daartoe ook het SIDN-domeinnaamregister en Falcon kan niet als inbreukmaker worden aangemerkt. In de overeenkomst tussen fotograaf (Wereldbol van draad) en Masterfile is geen auteursrechtbepaling opgenomen. De kantonrechter leidt uit de toevoeging in het gevorderde "en onrechtmatig heeft gehandeld jegens Masterfile" af dat er inbreuk op haar auteursrecht is bedoeld, vordering wordt afgewezen. Er wordt een additionele vergoeding van 100% gevorderd, deze wordt laat en summier toegelicht. Het mag echter geen karakter van een boete dragen en de kosten voor het opsporen van de auteursrechtinbreuk zijn niet nader onderbouwd. De RM Price Calculator wordt op diverse variabelen betwist en door de kantonrechter uitgelegd. Vorderingen worden deels toegewezen.

De Bie heeft de auteursrechtinbreuk niet betwist. De Hartstichting heeft een onbeperkte licentie verkregen, maar daarvan kon G geen sublicentie verkrijgen en maakt inbreuk. Tegen betaling heeft Home for Pets van een Chinees internetbedrijf foto ontvangen, dat is geen (nader onderbouwd) geldige gebruikerslicentie. De foto bij Heating Solution is een (niet nader onderbouwde) link, maar wat voor één is niet uit de printscreen af te leiden. De foto is op de site van Mido geplaatst door een professioneel websitebouwer, zonder licentie is dat een inbreuk door Mido.

4.20. Masterfile heeft eerst bij gelegenheid van de comparitie van partijen en op verzoek van de comparitierechter toegeliht waarom zij meent dat die additionele vergoeding op zijn plaats is. Masterfile meent dat ruimte moet bestaan voor die vergoeding enerzijds om onderscheid te maken tussen gebruikers die vooraf toestemming vragen en degenen die eerst achteraf toestemming kopen door alsnog een licentievergoeding te betalen en anderzijds om de kosten die gepaard gaan met (het opsporen van) auteursrechtinbreuken vergoed te krijgen, zoals de kosten van het gebruik van speciale software voor opsporing en van medewerkers die op het (verder) onderzoeken van die inbreuken worden ingezet.

4.21. De kantonrechter is van oordeel dat die late onderbouwing te summier is en te veel vragen oproept om tot toewijzing van het deel van een additionele vergoeding van 100% te kunnen komen. Wegens het gewenste onderscheid tussen gebruikers die vooraf toestemming hebben gekregen en degenen die niet om die toestemming hebben gevraagd, krijgt de opslag het karakter van een boete, waarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Voor zover Masterfile heeft aangevoerd dat het (deels ook) gaat om kostenvergoeding, was het aan Masterfile geweest om de kosten die gepaard gaan met (het opsporen van) auteursrechtinbreuken nader te onderbouwen en om aan te geven welk deel van de 100% opslag moet worden beschouwd als dekking voor die kosten. Gelet hierop bestaat in dit geschil geen ruimte voor toewijzing van een dergelijke additionele vergoeding.
IEF 14139

Totaalindruk van merken inclusief pay-off wijkt af

Rechtbank Rotterdam 20 augustus 2014, IEF 14139; ECLI:NL:RBOBR:2014:5042 (Eurosafe tegen Ensafe)

Merkenrecht. Eiser is houder van het beeldmerk EurosafeSolutions (pay-off: valbeveiliging) en is voor-voorgebruiker. Gedaagde is houder van beeldmerk Ensafe (pay-off: veilig op niveau). Beiden merken hebben pay-offs die bij de beoordeling betrokken moeten worden. De diensten zijn soortgelijk, echter de totaalindruk wijkt af. Voor de bescherming van het kleurgebruik, slaagt een beroep op de inburgering, en daardoor onderscheidend vermogen, niet. De reconventionele stelling dat er sprake is van onrechtmatig handelen, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart voor recht dat het teken (in combinatie met het verschillende gebruik van de pay-off) geen onrechtmatig handelen betreft.

 

4.3.1. De pay-offs dienen bij de beoordeling betrokken te worden, omdat het publiek de pay-offs meeneemt bij de vergelijking van beide tekens. De pay-off van Eurosafe is “valbeveiliging”. De pay-off/chapeau van Ensafe is “veilig op niveau”, net als Eurosafe in het Nederlands. Hoewel de pay-offs verschillen (andere woorden hebben), worden ze wel op gelijke wijze geschreven. Ensafe gebruikt net als Eurosafe een slanke pay-off. Beide pay-offs beginnen met een V en in beide zit het woord “veilig”.

4.5. Wil Eurosafe bescherming inroepen voor juist dit kleurgebruik, dan dient vast te komen staan dat dit kleurgebruik is ingeburgerd door gebruik en daardoor onderscheidend vermogen heeft verkregen. Ter onderbouwing van het onderscheidend vermogen van haar merk stelt Eurosafe dat haar merk een bekend merk is. Van bekendheid van het merk is sprake wanneer het oudere merk bekend is bij een aanmerkelijk deel van het publiek waarvoor de onder dat merk aangeboden waren of diensten bestemd zijn. Bij het onderzoek van deze voorwaarde dient de rechtbank alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen, zoals, met name het marktaandeel van het merk, de intensiteit, de geografische omvang en de duur van het gebruik ervan en de omvang van de door de onderneming verrichte investeringen om het bekendheid te geven. Voldoende is dat het merk bekend is in één van de Beneluxlanden (HvJ EG 14-9-1999, NJ 2000/376 (Chevy)).

4.13. Eurosafe betwist dat zij deze procedure alleen aanhangig zou hebben gemaakt om Ensafe te schade. Zij is te goeder trouw van mening dat Ensafe inbreuk maakt op haar merkrecht. Het vertrek van Dakgroep 90 als klant van Ensafe heeft niet te maken met deze zaak, maar met haar distribiteurschap van Uniline valbeveiliging. Dakgroep 90 verkreeg deze producten van Daksecure. Daksecure heeft vervolgens Ensafe opgezet. Dakgroep 90 heeft toen haar relatie met Uniline opgezegd en is gaan samenwerken met XS Platforms. XS Platforms is niet gerelateerd aan Eurosafe. Eurosafe betwist voorts dat zij aan derden video’s toont van de Marq-producten. Er bestaat wel een video over de Marq-producten, maar die is niet gemaakt door Eurosafe. Ten einde zeker te zijn dat de video niet door Eurosafe wordt getoond aan derden heeft Eurosafe op 2 juni 2014 nog een waarschuwing door de onderneming gestuurd en erop gewezen dat er geen negatieve uitlatingen mogen worden gedaan over concurrenten, aldus Eurosafe.

4.14. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat het voor Eurosafe bij voorbaat al duidelijk had moeten zijn dat haar inbreukvorderingen geen kans van slagen hadden. Derhalve kan ook niet gezegd worden dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Ensafe door het aanhangig maken van de onderhavige procedure. Er bestaat dan ook geen grond om Eurosafe te veroordelen tot vergoeding van eventuele schade die Ensafe geleden heeft als gevolg van de procedure. De vordering onder II. zal daarom worden afgewezen.
IEF 14138

Agentuurovereenkomst tussen kunstenaar en galerie

Ktr. Rechtbank Oost-Brabant 20 augustus 2014, IEF 14138 (X tegen Priveekollektie)
Incident. Verwijzing kantonrechter. Rechtsverhouding tussen kunstenaar en galerie te beschouwen als agentuurovereenkomst. De overeenkomsten zijn voor onbepaalde tijd en dat er slechts een beperkt aantal mondgeblazen kristallen objecten ter beschikking is gesteld doet er niet toe. Gedaagde ontvangt dus een vergoeding voor de werkzaamheden, die erop zijn gericht om de objecten van eiseres te verkopen. Het eigendom bleef bij eiseres en de verkoop kan niet anders dan ten behoeve van haar. De relatie kwalificeert daarom als een agentuurovereenkomst. De gevorderde verwijzing naar de kantonrechter ex 93 onder c Rv, wordt toegewezen.

2.6. De rechtbank overweegt als volgt. [eiseres] is een ontwerpster die mondgeblazen kristallen objecten ontwerpt welke door derden op haar aanwijzingen worden gefabriceerd. [gedaagde] exploiteert een kunstgalerie en is aanwezig op (internationale) kunstbeurzen. [eiseres] stelde door haar ontworpen objecten ter beschikking aan [gedaagde] voor expositie in de galerie en op beurzen met de bedoeling deze te verkopen. [gedaagde] voert ten pleidooie aan dat dat hij opdracht had om afnemers te zoeken voor door [eiseres] aangeboden producten. Dit is door [eiseres] ten pleidooie niet weersproken. Zowel [eiseres] als [gedaagde] stellen dat [eiseres] eigenaar bleef van de objecten die aan [gedaagde] ter beschikking waren gesteld. De rechtbank is voorts van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat partijen een duurzame relatie voor ogen hadden. Zo zouden de objecten van [eiseres] op meerdere beurzen worden geëxposeerd en schrijft de advocaat van [eiseres] in de opzeggingsbrief van 28 april 2009 (prod. 8 dagv.) dat de overeenkomsten die [eiseres] met [gedaagde] heeft gesloten overeenkomsten voor onbepaalde tijd zijn. Dat er uiteindelijk slechts een beperkt aantal objecten ter beschikking is gesteld doet aan het vorenstaande niet af.
Voorts is het in de optiek van beide partijen zo dat [gedaagde] een vergoeding ontving voor zijn werkzaamheden, hoewel zij wel van mening verschillen ter zake de wijze van berekening. Volgens [eiseres] zou [gedaagde] de productiekosten voor zijn rekening nemen en zou de opbrengst 50/50 worden verdeeld. Volgens [gedaagde] zouden de productiekosten op de opbrengst in mindering worden gebracht, waarna het resterende deel van de opbrengst 50/50 zou worden verdeeld. Hoe dan ook ontvangt [gedaagde] dus een vergoeding voor zijn werkzaamheden, die erop zijn gericht om de objecten van [eiseres] te verkopen. Aangezien de eigendom van de objecten bij [eiseres] bleef berusten, kan het niet anders dan dat de verkoop plaatsvond ten behoeve van [eiseres]. Op basis van de beschikbare informatie concludeert de rechtbank dat [gedaagde] de koopovereenkomst met betrekking tot die Crystal Virus zelf heeft gesloten. Dit blijkt uit de door [gedaagde] voorafgaand aan de pleidooien toegezonden facturen ter zake die verkoop, alsmede de e-mail van [eiseres] aan[gedaagde] d.d. 13 oktober 2008 en de e-mail van[gedaagde] aan [eiseres] van 14 oktober 2008 (beide onderdeel van prod. 7 dagv.). Voorts staat op de hiervoor bedoelde facturen duidelijk vermeld dat op naam en voor rekening van [eiseres] is verkocht. Niet is gebleken dat [eiseres] bij [gedaagde] heeft aangegeven dat dit niet klopt, terwijl er nadien nog over die verkoop is gecorrespondeerd, getuige de hiervoor genoemde e-mails en [eiseres] hiertegen evenmin heeft geprotesteerd in de brief van 28 april 2009 van haar advocaat. Dat tussen partijen was overeengekomen dat [gedaagde] de productiekosten betaalde onafhankelijk van verkoop betekent niet dat [gedaagde] daarmee het economisch risico droeg van de af te sluiten overeenkomsten met de eindafnemers en niet handelde voor rekening van [eiseres].
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het voorlopig oordeel dat de relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] als een agentuurovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Dat er volgens [eiseres] geen sprake was van exclusiviteit, doet aan die conclusie niet af, nu exclusiviteit geen voorwaarde is voor agentschap. De rechtbank acht evenmin relevant de stelling van [eiseres] dat van een agentuurovereenkomst geen sprake kan zijn, omdat uit het handelsregister blijkt dat binnen de onderneming van Floriskollektie B.V. geen natuurlijke personen werkzaam zijn. Er zijn immers genoeg manieren waarop een onderneming haar werkzaamheden kan uitoefenen ook al zijn er geen personen in dienst. Hetgeen overigens door [eiseres] is aangevoerd ten betoge dat er geen sprake is van een agentuurovereenkomst leidt evenmin tot een ander oordeel.

2.7. Gelet op het vorenstaande betreft de vordering van [eiseres] naar het voorlopig oordeel van de rechtbank een onderwerp dat op grond van art. 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Dit brengt met zich dat gelet op het bepaalde in artikel 94 lid 2 Rv ook de overige vorderingen door de kantonrechter dienen te worden behandeld. Daarom zal de zaak worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
IEF 14137

Fotostockbureau maakt geen misbruik van recht

Ktr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 augustus 2014, IEF 14137 (Masterfile tegen Reisbureau Pelikaan Reizen)
Uitspraak ingezonden door Helen Maatjes, The Legal Group. Auteursrecht. Inbreuk. Masterfile is exclusief licentiehouder op fotografisch werk "Kinderen op het strand met strandbal". Pelikaan erkent het gebruik en geeft aan dat dit werk was opgenomen in informatie van Alltours. Van misbruik van recht is geen sprake, omdat het doel niet is om rechten te schaden, maar om exclusieve rechten te beschermen, waartoe Masterfile contractueel gehouden is. Inbreuk wordt vastgesteld en een vergoeding van €430 wordt toegewezen.

3.2. Verder voert Pelikaan aan, dat eiseressen wellicht in juridische zin in hun gelijk staan, maar niet in morele zin, omdat zij misbruik van recht maken. Voorts acht Pelikaan de voor portretrechten gevraagde bedragen buitenproportioneel.

3.3. Van misbruik van recht is sprake, indien dat recht wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander schade toe te brengen of met een ander doel dan waarvoor het recht is verleend of in geval men naar redelijkheid niet tot de uitoefening van dat recht had kunnen komen. Eiseressen zoeken internet af om te controleren of iemand hun exclusieve recht schendt en treffen bij constatering daarvan maatregelen tegen de inbreukmaker. Het doel daarbij is niet om anderen te schaden, maar om de exclusieve rechten te beschermen, waartoe eiseressen contractueel gehouden zijn. Dat is ook geen ander doel, dan waarvoor het recht is verleend, omdat het recht inhoudsloos zou worden, indien opgetreden zou worden tegen inbreukmakers, zodat ook niet gezegd kan worden, dat eiseressen in redelijkheid niet tot de uitoefening van hun recht konden overgaan.

IEF 14136

Geen agentuurovereenkomst, maar opeenvolgende reeks kunstverkopen

Rechtbank Oost-Brabant 20 augustus 2014, IEF 14136 (K tegen Floriskollektie c.s.)
Uitspraak ingezonden door Bjorn Schipper, Schipper Legal. Procesrecht (kanton). Agentuur. Kunstenaar K werkte met Floriskollektie samen. Telkens werden kunstwerken op basis van consignatieovereenkomsten beschikbaar gesteld voor beurzen, exposities in de galerie van Floriskollektie en op verzoek van cliënten gemaakt. Uit de uitlatingen en gedragingen van partijen over en weer kan de rechtbank niet afleiden dat partijen het sluiten van een agentuurovereenkomst voor ogen hadden. Er is sprake van een opeenvolgende reeks van nieuwe overeenkomsten.

2.8. De rechtbank constateert dat partijen op vrijwel alle aspecten van de samenwerking die een rol kunnen spelen bij de beoordeling of sprake is van een agentuurovereenkomst lijnrecht tegenover elkaar staan:
* Volgens K was sprake van een reeks van afzonderlijke consignatieovereenkomsten. Volgens Florisk. was sprake van doorlopende bemiddeling.
* K stelt dat de productiekosten voor de kunstwerken voor rekening van Florisk kwamen. Volgens Florisk kwamen die kosten voor rekening van K.
(...)
* Volgens K was geen sprake van exclusiviteit, volgens Florisk. wel
* Volgens Florisk. heeft hij vele inspanningen verricht en grote investeringen gedaan ten behoeve van de vertegenwoordiging van K. die dit op zijn beurt betwist.

2.12. Ook uit de uitlatingen en gedragingen van partijen over en weer kan de rechtbank niet afleiden dat partijen het sluiten van een agentuurovereenkomst voor ogen hadden. (...)
2.15 Daar komt nog bij dat K bij antwoord in het incident gemotiveerd aanvoert dat hij nooit opdracht heeft gegeven aan Florisk. om zijn kunstwerken te verkopen. Florisk. heeft K. benaderd om zijn werken te verkopen. Daarbij is nooit over handelsagentschap gesproken. Florisk. betwist dit niet. (...)

2.16. (...) De Rechtbank gaat daarom uit van de stellingen zoals die bij dagvaarding zijn geponeerd, namelijk dat sprake was van een opeenvolgende reeks van telkens nieuwe overeenkomsten krachtens welke Florisk. kunstwerken van K. verkocht.

Lees de uitspraak IEF 14136 (pdf/link)

IEF 14135

bureau Brandeis wordt breed litigation kantoor

Uit het persbericht: Per 1 september treden drie partners, Jozua van der Beek, Louis Berger en Frank Peters, en hun medewerkers toe tot bureau Brandeis. Het kantoor krijgt nieuwe praktijkgroepen op het gebied van corporate litigation, commercial litigation en cassatie. bureau Brandeis krijgt door de uitbreiding een ongeëvenaarde positie in Nederland.
Lees verder

IEF 14134

Geen paspoort voor Laura Skywalker

Bas Kist, 'Geen paspoort voor Laura Skywalker', NRC 21 augustus 2014.
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Heldenverering kan ver gaan. In 2008 besloot de Britse Laura Matthews, een groot fan van Luke Skywalker uit de film Star Wars, haar naam te wijzigen in Laura Skywalker Matthews. In Engeland is het toevoegen van een naam een fluitje van een cent. Via een zogenaamde ‘deed poll’ kan je er voor nog geen £50 officieel een naam bij kopen. Zo gezegd zo gedaan: bankkaarten, rijbewijs, alles werd keurig aangepast aan haar nieuwe identiteit, die niet alleen bestond uit een extra naam, maar ook uit een nieuwe handtekening: L. Skywalker.

Echter, toen de vrouw deze zomer een tripje naar Amsterdam wilde maken begonnen de problemen. Her Majesty's Passport Office weigerde haar paspoort te verlengen omdat haar nieuwe handtekening een geregistreerd merk bevatte: Skywalker. En inderdaad: Luke Skywalker is door Lucasfilm, de producent van Star Wars, in Engeland als merk beschermd. Volgens het Passport Office heeft de organisatie ‘de plicht er voor te zorgen dat de reputatie van het Engelse paspoort niet in diskrediet wordt gebracht’.

Nu is een kritische blik bij de uitgifte van paspoorten in deze tijd natuurlijk prima, maar om daar nu ook het merkenrecht bij te betrekken gaat toch wat ver. Stel je voor dat wij dat hier ook zouden doen! Voor je het weet komen onze politici het land niet meer uit.

Een ochtend bij de paspoortenbalie in Den Haag.
‘Goedemorgen meneer Rutte.’
‘Goedemorgen. Ik kom mijn paspoort verlengen.’
‘Prima, gaan we regelen. Wilt u even tekenen bij het kruisje? Dank u. Oh, momentje, ik zie een probleem. U kent ongetwijfeld dat stokoude jenevermerk Rutte, geregistreerd sinds 1872. Dat merk zie ik terug in uw handtekening. Dat gaat dus niet.’

Een half uur later verschijnt Diederik Samsom aan het loket. Ook net aan vernieuwing toe.
‘Bij het kruisje graag! Ai, dat zal niet gaan. Er is namelijk al een bekend shag-merk Samson.’
‘Maar dat is toch met een N en niet met een M?’
‘Dat mag zo zijn, maar onder het merkenrecht maakt dat niet uit. Als het sterk lijkt is het een inbreuk. Excuses.’

Nog even los van het feit dat er geen regel bestaat dat een handtekening in een paspoort geen merk mag bevatten, klopt het merkenrechtelijk ook niet. Gebruik van een persoonsnaam of handtekening in een paspoort levert in principe nooit een merkinbreuk op. Immers, het merkenrecht is bedoeld om commercieel gebruik tegen te gaan, niet om persoonlijk gebruik te stoppen.

Mede door de ophef die in de Britse media is ontstaan over deze kwestie, schijnt het Passport Office nu toch wat water bij de wijn gedaan te hebben. De vrouw krijgt wel een nieuw paspoort, maar alleen als ze gewoon haar oude handtekening zet. Een beetje slappe hap natuurlijk. Maar goed, Laura Skywalker kan nu in ieder geval wel weer gewoon lekker naar Amsterdam.

Bas Kist

IEF 14133

AUTEURSRECHTDEBAT: Svensson funest voor inkomen van makers

Door Charlotte Meindersma, Charlotte's Law & Fine Prints. Thema: Hyperlinken en embedden. Auteurs vrezen voor hun werken én voor hun inkomsten na het Svensson-arrest. Als het Svensson-arrest betekent dat alle (soorten) werken geëmbed mogen worden, hebben makers geen controle meer over hun werken, kosten en inkomsten. Voor hen zal het internet juist niet meer vrij zijn en hen beperken in hun werk of in het genereren van werk en inkomsten.

We kunnen niet meer zonder internet. Het is voor makers de manier om hun werk te tonen en direct te verkopen of als portfolio om meer werk te genereren. Voor gebruikers is het internet nodig om de juiste maker te vinden. Het heeft ons veel gebracht, maar brengt ons nu in de problemen.

Websites kosten geld. Ze moeten gehost worden. Hoe duur die hosting is, hangt af van het aantal bezoekers van de website. Door te embedden hoeft een derde de content niet te hosten, maar maakt hij gebruik van de hosting van de eerste openbaar maker. Waar eerst een licentie nodig was om de content op een derde website te mogen tonen, zou dat nu mogen door te embedden. Een licentie levert over het algemeen wat geld op voor de maker. Het laten embedden kost geld. Van +1 dus niet naar 0, maar meteen naar -1.

Het auteursrecht is er om makers te beschermen. Het geeft makers exclusief de exploitatierechten. Deze rechten zijn er in die zin om de inkomsten van makers te verzekeren. De maker is daarbij vrij te bepalen hoe deze zijn werk wil exploiteren en met zijn werk inkomsten wil genereren.

Door embedden min of meer onvoorwaardelijk toe te staan (de al dan niet benodigde klik, doet voor de inkomsten niet ter zake) nemen wij een groot deel van de rechten van de maker weg. Ze hebben door het embedden geen controle meer over het gebruik en de verspreiding van hun werk, ze missen licentie-inkomsten terwijl tegelijkertijd de kosten voor het openbaar maken en houden van hun werk stijgen.

Makers kunnen inkomsten verwerven met advertentie-inkomsten, wordt door veel advocaten en juristen gezegd. Door het embedden zouden ze nog steeds deze advertentie-inkomsten genieten. Dit is echter onjuist.

Met name bij audiovisuele content is het mogelijk om advertenties bij die content te plaatsen. Denk aan de YouTube filmpjes met een advertentiebalk onderin, of een reclamefilmpje voor start van het filmpje, radiocommercials of andere advertenties voor het starten van een audiofragment. Bij beeld en tekst is het echter gebruikelijk advertenties naast de content te plaatsen. Tekst of beeld wordt niet verborgen achter een advertentie voor iemand het kan lezen of zien. Bovendien wordt er aan de advertenties naast deze content vaak verdiend door het aantal keer dat er op geklikt wordt en niet per se het aantal keer dat het gezien wordt.

Voor zover makers wel aan advertenties verdienen of kunnen verdienen door het aantal keer dat de content gezien wordt, zullen die advertenties snel verdwijnen wanneer embedden gebruikelijker gaat worden. Het aantal ‘bezoekers’ van een website blijft door het embedden bestaan. Echter zien de bezoekers van de embedded content niet de advertenties die naast die content staan. Daar wil een adverteerder uiteraard niet voor betalen.

Al zouden makers via embedden advertentie-inkomsten kunnen genereren en al zouden makers technisch embedden kunnen voorkomen, gaat dit alles in tegen het doel van het auteursrecht: het beschermen van de maker.

Het auteursrecht geeft rechten aan de maker. Het auteursrecht voorziet bovendien in uitzonderingen om te voorkomen dat een maker redelijk gebruik van zijn werk kan tegenhouden.

Door het embedden van content toe te staan, wordt het auteursrecht omgedraaid. Het beschermt de maker niet meer, maar de gebruiker. De gebruiker verkrijgt alle vrijheid om werken te gebruiken en te delen. Gratis. De gebruiker mag er zelfs aan verdienen. De maker wordt zo gedwongen zijn werk maar niet meer openbaar te maken of lastiger toegankelijk te maken. De maker wordt beperkt in zijn vrijheid zijn werk te exploiteren. Bovendien kan de individuele maker niet eens opboksen tegen gebruikers met een businessmodel waarbij ze gebruik maken van werken van meerdere makers, zoals Nederland.fm en websites met syndicated content zoals Blendle.

Het Svensson-arrest zet makers in een hoek waar ze zelf niet meer uit kunnen komen. Het beperkt makers in hun marketingactiviteiten, verkoopmogelijkheden en rechten en vrijheden om hun werk te exploiteren.

Charlotte Meindersma

pdf-versie

IEF 14131

Afgifte kopie software niet noodzakelijk

Rechtbank Amsterdam 6 augustus 2014, IEF 14131 (Dims! tegen Circle Printers)
Uitspraak ingezonden door Annemarie Bolscher en Tom de Wit, Louwers Advocaten. Circle houdt zich bezig met drukwerk. Dims! houdt zich bezig met de ontwikkeling van software voor drukkerijconcerns. Partijen hebben overeenkomsten voor de licenties en implementatie van software in verschillende landen. Circle Printers heeft geen rechtmatig belang bij afgifte van kopie van de software op grond van artikel 843 Rv. Het overleggen van de stukken is voor een behoorlijke rechtbedeling (nog) niet noodzakelijk, terwijl evenmin is gebleken dat Circle Printers in bewijsnood zal komen te verkeren. Ook de vorderingen op grond van artikel 22, 85 en 223 Rv worden afgewezen.

5.2. In het midden gelaten of de door Circle Printers gevorderde bescheiden voldoen aan de voorwaarden genoemd onder (ii), (iii) en (iv), dient de incidentele vordering voor zover gegrond op artikel 843 Rv reeds te worden afgewezen omdat Circle Printers hier naar het oordeel van de rechtbank geen rechtmatig belang bij heeft. Zoals volgt uit de stellingen en weren van partijen in de hoofdzaak zal het partijdebat - ter beantwoording van de vraag of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten aan de zijde van Dims! - zich in eerste instantie toespitsen op de inhoud en de uitleg van de overeenkomsten. Dims! heeft immers gesteld dat de overeenkomsten zijn gesloten voor de afname van 'standaardsoftware' en dat er daarnaast nog een separate overeenkomst is gesloten voor 'maatwerksoftware'. Circle Printers heeft dit betwist. Dit betekent dat de rechtbank op dit moment van de procedure het overleggen van genoemde stukken voor een behoorlijke rechtsbedeling (nog) niet noodzakelijk acht, terwijl evenmin is gebleken dat Circle Printers in bewijsnood zal komen te verkeren. Daarnaast heeft Dims! tijdens het pleidooi in het incident te kennen gegeven dat de software zoals die - ook thans nog - functioneert in de Belgische werkmaatschappij van Circle Printers Group op 31 oktober 2011 voldeed aan de door Circle Printers gestelde eisen om te kunnen functioneren voor de gehele Circle Printers Group. Circle Printers heeft (vooralsnog) onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om aan de hand van die software te achterhalen wat de status daarvan was op 31 oktober 2011.