IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 22011
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
IEF 22010
25 april 2024
Artikel

Isabelle Wolterink (EP&C) nieuwe voorzitter Orde van Octrooigemachtigden

 
IEF 14231

De hoogte van de Indicatietarieven. Een juiste afspiegeling van de gevorderde proceskosten?

W.Y.J.L. Olieslagers, De hoogte van de Indicatietarieven. Een juiste afspiegeling van de gevorderde proceskosten?, IE-Forum.nl nr. IEF 14231.
Bijdrage ingezonden door Wout Olieslagers, afgeronde Master IViR, Master Privaatrechtelijke rechtspraktijk. Sinds 1 september 2014 gelden de nieuwe Indicatietarieven in IE-zaken. De hoogte van deze tarieven was bij de evaluatie een onderwerp van discussie. Een voorgestelde verhoging van 10% is uiteindelijk niet doorgevoerd. Tegen deze achtergrond is in dit artikel onderzoek gedaan naar de hoogte van de tarieven. De vraag die hierbij centraal staat is of de Indicatietarieven momenteel een juiste afspiegeling zijn van de gevorderde proceskosten.
Lees verder

IEF 14230

Wetsvoorstel bronbescherming journalisten naar Tweede Kamer

Mediarecht. Persbericht: Het recht van journalisten om hun bron te beschermen, wordt wettelijk vastgelegd. De regeling erkent de bijzondere positie van journalisten in het publieke debat, maar geeft geen onbeperkt verschoningsrecht. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten dat bij de Tweede Kamer is ingediend (nader rapport). In de praktijk komt het erop neer dat journalisten als getuige in een strafzaak geen vragen hoeven te beantwoorden over de identiteit van hun bron. Normaal gesproken is een getuige verplicht te antwoorden. Maar het maatschappelijk belang dat personen zich zonder vrees voor vervolging met informatie tot journalisten moeten kunnen wenden, weegt in het algemeen zwaarder.

De rechter bepaalt uiteindelijk of het beroep op bronbescherming terecht was. Er kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen waardoor openbaring van die bron noodzakelijk is met het oog op bijvoorbeeld de nationale veiligheid en het voorkomen en beëindigen van ernstige strafbare feiten.

Bronbescherming in strafzaken blijft niet strikt beperkt tot degenen die zich geheel beroepsmatig of alleen tegen betaling met nieuwsgaring bezighouden, maar geldt straks ook voor publicisten die schrijven over (politieke) of actuele aangelegenheden. Dit sluit aan bij het veranderende karakter van de vrije nieuwsgaring en het medialandschap in de afgelopen jaren. Het publieke debat speelt zich niet meer alleen af in kranten of op televisie en radio. In de civielrechtelijke en strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de schrijver voor de inhoud van de publicatie komt geen verandering.

Verder is het gebruik van dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten in een strafzaak aan striktere regels gebonden. Dit betekent dat het doorzoeken en in beslag nemen van voorwerpen en geschriften op het kantoor van bijvoorbeeld een redactie van een krant of weekblad alleen mogelijk is na toestemming en in aanwezigheid van een rechter-commissaris en niet meer op gezag van de officier van justitie.

IEF 14229

Voeging van flatscreenarmzaken

Rechtbank Den Haag 17 september 2014, IEF 14229 (Europlex en Vlaar tegen Markant) en (Europlex tegen Markant)
Procesrecht. De incidentele vordering voldoet aan artikel 222 Rv, de zaken zijn aanhangig bij dezelfde rechter en zijn verknocht vanwege dezelfde gevorderde schadevergoeding als gevolg van auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing door Markant ter zake van de flatscreenarm E-motion. De zaken worden gevoegd.

4.2. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de incidentele vordering aan het bepaalde in artikel 222 Rv. De onderhavige zaak en de zaak 14-561 zijn beide voor dezelfde rechter aanhangig. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de zaken aan elkaar zijn verknocht. In de onderhavige zaak wordt door Europlex schadevergoeding gevorderd wegens schade als gevolg van auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing door Markant ter zake van de E-motion, terwijl in de zaak 14-561 door Europlex c.s. eenzelfde vordering wordt ingesteld jegens Markant c.s. Daarnaast wordt in de zaak 14-561 schadevergoeding gevorderd wegens diverse andere gestelde onrechtmatige gedragingen van Markant c.s. met betrekking tot de E-motion. Gelet hierop ligt in de rede dat de geschilpunten in beide zaken een zodanige samenhang vertonen dat consistentie geboden is, onder meer ten aanzien van de vraag welke schade van Europlex is veroorzaakt door welke (onrechtmatige) gedraging van Markant International, Markant International Nederland B.V. en/of 3D Tradelink B.V. De incidentele vordering zal derhalve worden toegewezen.

Lees de uitspraak hier (pdf/html)

IEF 14228

Gerecht EU week 38

Gemeenschapsmerk. We beperken ons tot een wekelijks overzicht van de (voortgezette oppositie)beslissingen van het Gerecht EU. Ditmaal over:
A) beeldmerk van "poloënde" fietser met houten hamer
B) beeldmerk van een polospeler
C) beeldmerken "BASS 3 TRES”, "BASS 10 DIEZ” en "BASS 20 VEINTE"

Gerecht EU 18 september 2014, zaak T-265/13(jongen op fiets met houten hamer)
A) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van het beeldmerk dat polospeler te paard met houten hamer weergeeft voor waren van de klassen 9, 18, 20, 21, 24 en 25, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 15/2012-2 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 1 maart 2013 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de inschrijving van het beeldmerk dat jongen op fiets met houten hamer weergeeft voor waren van de klassen 18, 25 en 28. De beslissing  wordt nietig verklaard.

Gerecht EU 18 september 2014, zaak T-90/13 (polospeler)
B) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van het beeldmerk dat een polospeler weergeeft, voor waren en diensten van de klassen 3, 18, 25, 28, 41 en 43, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 2240/20112 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 28 november 2012 houdende verwerping van verzoeksters beroep tegen de gedeeltelijke weigering van de oppositieafdeling om dit merk in te schrijven in het kader van de oppositie die is ingesteld door de houder van de communautaire en nationale beeldmerken die een polospeler weergeven, voor waren van de klassen 9, 18, 20, 21, 24, 25 en 28. Het beroep is afgewezen.

Gerecht EU 18 september 2014, zaak T-267/13 (BAUSS)
C) Gemeenschapsmerk – Beroep ingesteld door de houder van de beeldmerken met de woordelementen „BASS 3 TRES”, „BASS 10 DIEZ” en „BASS 20 VEINTE” voor waren en diensten van de klassen 18, 25 en 35, en strekkende tot vernietiging van beslissing R 2295/20112 van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 21 februari 2013 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de oppositieafdeling tot afwijzing van verzoeksters oppositie tegen de aanvraag tot inschrijving van het woordmerk "BAUSS" voor waren en diensten van de klassen 18, 25 en 35. Het beroep is afgewezen.

IEF 14227

AUTEURSRECHTDEBAT: Downloadverbod én thuiskopieheffing: een opmerkelijke draai van de staatssecretaris

Door Ebo Keuning, post-initiële/post-graduate master IE, Universiteit van Alicante. Thema: Downloadverbod & thuiskopie. “Als downloaden uit evident illegale bron niet langer onder de thuiskopie-exceptie valt, is er geen aanleiding meer voor een stelsel met thuiskopieheffingen. […] Een heffingenstelsel zou dan slechts leiden tot dubbele of onnodige betaling door de consument.”

Zelfs vóór de eerste internaut day betaalden wij al een thuiskopieheffing. Auteursrechthebbenden leden schade doordat de Nederlandse consument films, tv- en radioprogramma’s opnam, en video- en cassettebanden kopieerde – die schade moest worden gecompenseerd. De internetrevolutie maakte piraterij nóg interessanter, zo ontstond de geliefde en gehate downloadcultuur. Nederland greep artikel 5, lid 2, sub b van de Auteursrechtrichtlijn aan voor een polderoplossing waarin de downloadende consument en de gevestigde belangen van de thuiskopieregeling werden gespaard.

Sindsdien benadrukte Nederland consequent en expliciet dat het geen downloadverbod kende. De thuiskopieregeling was succesvol opgerekt van het kopiëren van cassettebandjes naar het downloaden van films via The Pirate Bay. Kopers van vergoedingsplichtige voorwerpen compenseerden collectief de schade van auteursrechthebbenden. Vriend en vijand van downloaden waren het eens dat de thuiskopieheffing daarmee onlosmakelijk was verbonden. Getuige het openingscitaat onderschreef de staatssecretaris dat standpunt nog in 2011.

In april zette het Hof van Justitie een streep door ons downloadbeleid. De staatssecretaris bevestigde direct het downloadverbod, een week later schreef hij de Tweede Kamer dat de thuiskopieheffing in stand blijft. Daarvoor dienen de AMvB te worden herschreven en de SONT-tarieven opnieuw te worden berekend. Zo werd de koppeling tussen downloaden uit ongeoorloofde bron en de thuiskopieheffing wel erg gemakkelijk verbroken. Kennelijk greep het kabinet haar kans om belangenclubs hun downloadverbod te geven én de gevestigde belangen van Stichting de Thuiskopie veilig te stellen.

Dat is opmerkelijk, een pure thuiskopieerheffing wordt steeds moeilijker te rechtvaardigen door het wegvallen van een overtuigend verband tussen het bezit van vergoedingsplichtige voorwerpen en kopiëren zonder toestemming. In tegenstelling tot analoge opslagmedia hebben hedendaagse producten legio legale gebruiksmogelijkheden. Rechthebbenden geven bovendien in hun licentievoorwaarden steeds vaker toestemming voor het maken van eigen kopieën (iTunes legt de verantwoordelijkheid voor het maken van een back-up bij de consument), maken kopieën technisch onmogelijk of maken kopiëren overbodig dankzij streaming. En wat te denken van werken gepubliceerd onder Creative Commons-licenties of de eigen foto’s?

Gezien de groeiende weerstand tegen de uitwassen van het auteursrecht is het nauwelijks denkbaar dat deze gang van zaken maatschappelijk draagvlak geniet. Het downloadverbod leek al langer onvermijdelijk. Maar het in stand houden van de thuiskopieheffing getuigt van miskenning van legitieme bezwaren tegen de regeling en staat haaks op eerder gewekte verwachtingen.

Het Hof van Justitie oordeelde niet alleen over illegaal downloaden, maar gaf ook expliciet te kennen dat de Nederlandse thuiskopieregeling incompatibel is met de Auteursrechtrichtlijn – m.i. voldoende aanleiding de heffing op te schorten en in het politieke debat te pleiten voor afschaffing. De staatssecretaris heeft dit nagelaten en daarmee zijn kans verspeeld om beleid te maken van zijn eerdere standpunt. Het resultaat? Wij betalen fors voor de beperkte schade van enkele private partijen, dat leidt – volgens de staatssecretaris – tot “dubbele of onnodige betaling door de consument.

Ebo Keuning

pdf-versie

IEF 14226

Ook Duitse vormmerk stazakje is nietig

DPMA 21 augustus 2014, IEF 14226 (WeserGold tegen Deutsche SiSi-Werke)
Gecertificeerde vertaling van uitspraak ingezonden door Dr. Carl von Jagow, KROHN Rechtsanwälte.
Merkenrecht. Eerder werd in Nederland [IEF 13734] het vormmerk nietig verklaard, omdat de vorm noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen, er is geen belangrijk niet-functioneel element. Ook het Duitse vormmerk wordt vernietigd op dezelfde gronden.

De omstreden vorm heeft geen individuele niet-technische vormgevingskenmerken. Voor zover gedaagde aanvoert dat het feit dat er andere zakjesvormen bestaan, aantoont dat de omstreden vorm niet technisch bepaald is, is dat niet van belang (cf. daartoe Ströbele/Hacker, Kommentar zum MarkenG, 10e druk, § 3 punt 105). De vorm van een product is technisch bepaald als zijn – voor de totale indruk wezenlijke – kenmerken een technische functie hebben, zonder dat het erop aankomt of datzelfde effect ook kan worden bereikt met toepassing van andere vormen (cf. BGH GRUR 2010, 138 punt 16 e.v. - ROCHER-Kugel en GRUR 2010, 231, punt 25 - Legostein).

De geregistreerde vorm is daarom alles bij elkaar noodzakelijk voor het bereiken van een technisch effect en kan krachtens § 3 lid 2 nr. 2 Markengesetz niet als merk worden beschermd (cf. ook BPatG, 27 W (octr.) 154/10 - Haftverschluss; BPatG, 28 W (octr.) 504/09 - Sturmgewehr; BPatG, 27 W (octr.) 055/07 - Spielwürfel; 27 W (octr.) 060/01 - Ventil mit Drehknöpfen; BPatG, 28 W (octr.) 206/04 - Verpackung für Käsescheiben).
IEF 14225

Gecedeerde schadevergoeding uitgebreid gemotiveerd toegewezen

Rechtbank Den Haag 17 september 2014, IEF 14225; ECLI:NL:RBDHA:2014:16693 (VEAP Shield tegen Snoeks)
Uitspraak ingezonden door Willem Hoorneman, CMS. In een eerdere procedure (IEF 10016) is Snoeks veroordeeld tot schadevergoeding aan Transcare en ABK. Deze toegewezen schadevergoeding is gecedeerd aan Veap en aan Snoeks gecommuniceerd. Er wordt uitgebreid stilgestaan bij de winstdervingsberekening, restschade en kosten ter vaststelling van schade. Waarbij rekening wordt gehouden met: (i) relevante markt, (ii) verwachte verkoopaantallen Pewe op PVT-markt, (iii) kans op faillissement, (iv) afzetmogelijkheden buiten de PVT-markt, (v) winstbijdrage. Ook wordt Snoeks veroordeeld in de proceskosten ad €10.213,71 en nakosten.

Tussenconclusie totale winstderving
4.26. Goede en kwade kansen afgewogen, bezien in het licht van de relevante standpunten van partijen en hun onderbouwingdaarvan met stukken (waaronder de deskundigenrapporten), komt de rechtbank tot de conclusie dat Pewe in de periode vanafjuli 2003 een bedrag van € 110.338 aan winst heeft gederfd, bestaande uit €.93.128 en € 34.323 minus de door Pewe in 2003-2005 gerealiseerde winst van €, 17 .l13. De door Veap gevorderde - en door Snoeks onweersproken - wettelijke rente over het bedrag van€ I10.338 zal worden toegewezen vanaf 4 juli 2003, de datum waarop de onrechtmatige executie door Snoeks is aangevangen.

Tabel 7
Winstderving totaal 2003-2005 € 93.128
Winstderving totaal na 2005 € 34.323
WINSTDERVING TOTAAL € 127.451
Winstbijdrage (gerealiseerde winst Pewe 2004) € 17.113
WINSTDERVING TOTAAL MINUS WINST 2004 € 110.338

Lees de uitspraak (pdf/html)

IEF 14224

BMM Lustrum

BMM daar zit muziek in! De feestelijke editie van het BMM Lustrum, dat 6 en 7 november a.s. plaatsvindt in 's-Hertogenbosch, komt steeds dichterbij. Er hebben zich al meer dan 150 deelnemers ingeschreven. Aanmelden (en programma) kan nog steeds via www.bmm.eu/lustrum.

Wegens de grote opkomst en snelle reserveringen zijn er helaas geen hotelkamers met het speciale BMM tarief beschikbaar in het Golden Tulip Central Hotel. Er kunnen nog wel kamers worden gereserveerd in Hotel Mövenpick in ’s-Hertogenbosch (www.moevenpick-hotels.com). Deze kamers kunnen niet worden gereserveerd via het BMM secretariaat, maar rechtstreeks bij het hotel via hotel.s-hertogenbosch@moevenpick.com of via booking.com.

Een tweede mogelijkheid  is het Van der Valk Hotel 's-Hertogenbosch-Vught, waar nog kamers vrij zijn. Het hotel is gelegen aan de rand van de stad. Reserveren kan rechtstreeks via www.hotelvught.nl of +31 73 6587777 [red. .

Omdat deze hotels aan de rand van de stad liggen, zorgt de BMM voor gratis vervoer tussen deze hotels en De Orangerie en het Theater aan de Parade.

Wees er snel bij: geheel in het lustrumthema vindt rond dezelfde tijd in 's-Hertogenbosch het November Music Festival plaats (“het Walhalla van de moderne muziek"), dus de hotels zullen snel volgeboekt zijn.

IEF 14223

Verschil tussen dierenartsen wordt door lokaal publiek opgemerkt

Rechtbank Midden-Nederland 17 september 2014, IEF 14223 (Dierenartsen)
Dierenartspraktijken. Ondanks het gegeven dat de aard, de vestigingsplaats en het werkgebied van de ondernemingen van partijen gelijk zijn, is verwarringsgevaar niet aannemelijk, omdat er sprake is van lokale clientèle die reeds langere tijd aan dezelfde dierenarts verbonden is en dat de topografische aanduiding duidelijk verwijst naar een plaats. Het relevante publiek zal de met een topografische aanduiding het verschil opmerken.

4.3. De kern van het geschil betreft de vraag of de door [gedaagde] gebruikte handelsnaam ‘[naam]’ en domeinnaam [website] zodanig op de door [eiser] rechtmatig gevoerde oudere handelsnaam ‘[naam]’ (en domeinnaam [website]) lijken dat door dat gebruik gevaar voor verwarring tussen de ondernemingen van partijen te vrezen is bij het relevante publiek. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag voorshands ontkennend. Zij overweegt daartoe als volgt.

4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wijkt de door [gedaagde] gevoerde handelsnaam ‘[naam]’ in voldoende mate af van de handelsnaam ‘[naam]’. Gelet op het zeer beschrijvende karakter van de door [eiser] gehanteerde handelsnaam is een gering verschil immers voldoende. Daarbij betreft het element ‘[plaats]’ op zichzelf ook een topografische aanduiding, die in dit geval duidelijk verwijst naar de plaats/gemeente waarin de dierenartspraktijk van [gedaagde] gelegen is. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat het relevante publiek gelet op hun bekendheid met deze topografische aanduidingen/plaatsnamen het verschil in de door partijen gevoerde handelsnamen zal opmerken. Dit geldt temeer nu onweersproken is komen vast te staan dat de dierenartspraktijken zich ieder aan een andere zijde van [plaats] bevinden en er voornamelijk sprake is van lokale clientèle, die (reeds) langere tijd aan dezelfde dierenarts(praktijk) verbonden is. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het, ondanks het gegeven dat de aard, de vestigingsplaats en het werkgebied van de ondernemingen van partijen gelijk zijn, niet aannemelijk dat direct dan wel indirect verwarringsgevaar te duchten is.
IEF 14222

Afbouwen franchisemerk geen reden tot inzage

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 23 september 2014, IEF 14222 (Vereniging C1000 tegen Jumbo/Ahold)
Procesrecht. Afbouwen franchisemerk. Jumbo en Ahold hebben verhuurrechten overgedragen en besloten de franchiseformule C1000 af te bouwen. Dit is echter geen reden om inzage ex 843a Rv te geven in overgang van vastgoed en verhuurrechten aan franchise-belangenvereniging C1000.

3.2.1. Als gevolg van de transactie met Ahold betreffende de overdracht van de verhuurrechten in combinatie met het besluit van Jumbo om de C1000 franchiseformule af te bouwen, wordt de C1000 franchisenemer gedwongen om met Ahold aan tafel te gaan om te spreken over een overgang naar Ahold zonder dat hem feitelijk een alternatief wordt geboden. Jumbo heeft de verhuurrechten verkocht aan Ahold zonder voldoende rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de C1000 franchisenemers. De afspraken die tussen Ahold en Jumbo in het kader van deze transactie zijn gemaakt ten aanzien van de verhuurrechten van de door de C1000 ondernemers geëxploiteerde vestigingspunten zijn voor de C1000 franchiseondernemers van fundamenteel belang bij de beoordeling van hun (rechts)positie onder de huidige huur- en formuleovereenkomst ten opzichte van C1000, Jumbo en/of Ahold.

4.6. De voorzieningenrechter moet zich in dit kort geding echter beperken tot het beantwoorden van de vraag die hem is voorgelegd: moet de gevorderde inzage door Jumbo worden verstrekt? De inzage die wordt verlangd betreft a) alle bescheiden waarmee de overgang van de verhuurrechten die gerelateerd zijn aan de overgang van de verhuurrechten met betrekking tot het vastgoed van Jumbo naar Ahold is geëffectueerd en b) alle bescheiden waarin de aan de hiervoor bedoelde overgang ten grondslag liggende afspraken tussen Jumbo/C1000 BV en Ahold zijn vastgelegd.

4.7. De inzage in de bescheiden onder a) lijkt op het eerste gezicht voldoende bepaald. Het (rechtmatig) belang om die inzage te krijgen komt de voorzieningenrechter evenwel op zichzelf als niet of nauwelijks relevant voor. De overdracht van de verhuurrechten aan Ahold is via een splitsing op de voet van artikel 2:334a e.v. BW bewerkstelligd. Huurovereenkomsten kunnen, zoals alle overeenkomsten, in beginsel niet eenzijdig gewijzigd worden, ook niet door Ahold. (...)

4.9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het te verstrekkend om ten aanzien van die - eventuele - nadere afspraken tussen Jumbo en Ahold aan de zijde van Vereniging C1000 een rechtmatig belang aan te nemen en te oordelen dat het daarbij een rechtsbetrekking betreft waarbij (de leden van) Vereniging C1000 partij zijn als bedoeld in artikel 843a Rv. Toepassing van artikel 843a Rv in die zin dat Vereniging C1000 inzicht krijgt in de rechtsbetrekking tussen Jumbo en Ahold, met de kennelijke strekking dat Vereniging C1000 daarop haar onderhandelingsstrategie kan baseren, gaat - naar Jumbo en Ahold terecht hebben betoogd - de reikwijdte van genoemd artikel te buiten.

4.10 (...) De voorzieningenrechter kan, gelet op het bepaalde in het vierde lid van artikel 843a Rv niet lichtvaardig aan dit aspect voorbijgaan en kiest, zeker nu het hier om een kort geding gaat, voor de veilige weg.