IEF 21975
29 maart 2024
Uitspraak

Schorsing nietigheidszaak wegens samenloop EUIPO-procedure

 
IEF 21970
28 maart 2024
Uitspraak

Onrechtmatig gebruik voetbalspeler voor advertentie Adidas

 
IEF 21969
28 maart 2024
Uitspraak

Conclusie A-G: schending van uitingsvrijheid kan tenuitvoerlegging vonnis in de weg zitten

 
IEF 14451

Auteursrechtdebat: Papieren tijgers terug in hun hok

Door Hendrik Gommer1, Rijksuniversiteit Groningen. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Downloaden uit illegale bron is verboden, zelfs voor thuisgebruik, zo stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie2. Met die uitspraak is het Hof weer een deel van haar gezag verloren. Regel één van wetgeving zou ik willen noemen dat de wetgeving voldoende draagvlak heeft en/of afdwingbaar is. Beide voorwaarden ontbreken en dus is het Hof met deze uitspraak gedegradeerd tot een papieren tijger. Terecht dat Neelie Kroes dan roept om herziening van het auteursrecht. Maar in welke richting moet die hervorming plaatsvinden? Hebben de makers van muziek, films, teksten, foto’s genoeg aan een paar echte fans, zoals Ben van de Burg meent?

In 2011 concludeerde ik al eens dat het verbieden van P2P delen een verloren race is [BIE 2011-5, p. 160 e.v. ]. Het gaat te sterk in tegen het biologische mechanisme van delen. Dingen met elkaar delen fungeert als sociaal bindmiddel. Anderzijds moet de maker erkenning krijgen en beloond worden voor zijn innovatie, zodat hij zich blijft inzetten voor de vooruitgang. Eigenlijk gaat het om het aloude biologische principe dat er evenwicht moet zijn tussen het belang van het individu en het belang van de groep waar hij deel van uitmaakt. Als je de kaas van je brood laat eten, zal dat je gezondheid aantasten. Maar als je een ander niets gunt, zal je geïsoleerd raken en nooit meer aan kaas kunnen komen. Houdt rekening met een ander zoals je ook op jezelf past, dat is de biologische basisregel van het hele recht. Het recht zorgt met andere woorden voor een balans tussen het eigen belang en het groepsbelang, opdat ze kunnen samenwerken, groeien en zich verspreiden.

Wat heeft dat uitgangspunt voor gevolgen voor foto’s en teksten op het internet? Als die er vrijwillig zijn opgezet door de maker, zouden die automatisch moeten vallen onder de Creative Commons Licensie. Internet is per definitie een deelmedium. De schrijver of fotograaf die daar gebruik van maakt probeert bekendheid te krijgen door te delen en moet zich dan ook houden aan de regels die bij delen horen. Dus: jullie mogen mijn bijdrage gebruiken, als je er prudent mee omgaat en mijn naam noemt.

Er speelt nog iets anders mee. Door de introductie van internet zijn nieuwe vondsten niet altijd even schaars meer. Voor jouw foto tien andere, voor jouw tekst een andere tekst, voor jouw optreden het optreden van een ander. De waarde van dergelijke creatieve uitingen daalt door de wereldwijde uitwisselingsmogelijkheden. Dan moet je er niet vreemd van opkijken als je nog maar één cent per klik krijgt. Kwestie van marktwerking. Je moet niet je beroep maken van iets dat iedereen kan.

Maar de voorwaarde van erkenning blijft. Erken je de maker niet door zijn naam (opzettelijk) te verzwijgen, dan maak je woede los. Ieder mens wil erkenning voor zijn prestaties, zeker als die bijzonder zijn. Ik kan nog steeds het gevoel naar boven halen dat ontstond toen ik de foto van mijn eigen unieke bouwproject zag op een reclameposter van de Friesland Bank. Ik was ontzettend blij toen de rechtbank mijn auteursrecht erkende, al kreeg ik geen cent schadevergoeding. Ik kan overigens ook niet ontkennen dat het feit dat de bank inmiddels is opgeslokt door de Rabobank mij goed doet… Biologische drives kun je niet negeren.

Het probleem zit hem vooral in het hacken van muziek en films. Het hacken is diefstal. Je breekt binnen en sleept de Nachtwacht uit het atelier van Rembrandt. Dat vervolgens allerlei omstanders het schilderij namaken en die boven hun bank hangen, kun je de omstanders niet kwalijk nemen. Het is de dief die de schade toebrengt en die zal dus de schade moeten compenseren en gestraft moeten worden.

Mijn advies voor de door Kroes gevraagde herziening is daarom: Papieren tijgers moeten terug in hun hok. Een verbod op thuisgebruik valt niet te handhaven. Vrijwillig op internet geplaatste bijdragen vallen standaard onder de Creative Commons Licensie. Hackers worden beschouwd als dieven die moedwillig het goed van een ander vervreemden. Voor hen geldt de aloude natuurwet dat zij zwaar gestraft moet worden. En voor het overige is het aan de makers om een slim verdienmodel te bedenken.

Hendrik Gommer
1) Rechtsbioloog. Binnenkort verschijnt zijn boek ‘Vermenigvuldiging: De biologie van regels en wetten’.
2) HvJ EU 10 april 2014, nr. C-435/12 (ACI Adam e.a.); zie ook Joost Poort, Tijd voor meer legale popcorn, IEF 14277 IE-Forum.nl.

IEF 14450

Wie het laatst lacht, verkrijgt merkbescherming

Bijdrage ingezonden door Michiel Heffels, Lena Kröger, Spiegeler advocaten. Merkenrecht. Duitsland. Sinds 2012 heeft de Duitse stad Düsseldorf een nieuw logo. In dikke rode letters lacht het je toe als je logo dusseldorfbezoekt. Volgens vertegenwoordigers van de stad moet het nieuwe logo het positieve Lebensgefühl van Düsseldorf auf den Punkt bringen. Jammer alleen dat men voor een bestaand concept koos. Zowel Denemarken als Dubrovnik gebruikten eerder al de lachende “:D” ter promotie van hun land en stad. De lachende D van Denemarken is zelfs qua ontwerp volledig identiek.

Nog frappanter is het dat Düsseldorf sinds afgelopen maand de trotse houder van het beeldmerk :D is. Dit logo werd al begin 2013 samen met het beeldmerk :DÜSSELDORF aangevraagd, maar vanwege oppositie tegen de inschrijving, is de registratie pas nu een feit. Aan het OHIM zelf lag het niet; zij had geen enkel bezwaar tegen inschrijving van een emoticon als beeldmerk. Het Deutsche Patent und Markenamt (DPMA) was kritischer – de aanvraag is sinds augustus 2012 aanhangig en er is nog geen beslissing in zicht. Nu maakt het na de registratie als Gemeenschapsmerk voor bescherming in Duitsland niet echt meer uit dat het DPMA kennelijk een strengere toets hanteert, maar het is toch opmerkelijk dat een nationaal merkenbureau blijkbaar van mening verschilt met een overkoepelend Europees orgaan.

Er bestaat niet voor het eerst verschil van inzicht op Europees en nationaal niveau over de registratie van emoticons als merk. Al sinds 2008 staat de smiley :-) als merk bij het OHIM ingeschreven; merkhouder is een Fins bedrijf. Opmerkelijk is dat het Finse Patent en Registratiebureau door de Finse bestuursrechter terug is gefloten en zij in 2012 de in 2006 in Finland als merken beschermde emoticons :-), =), =(, :) en :( uit het nationale merkenregister moest schrappen. De redenering van de rechter kwam erop neer dat de smiley publiek domein was en dus niet als merk had mogen worden beschermd.

Vergelijkbare betogen zijn ook gehouden toen in 2008 de Russische entrepreneur Oleg Teterin met veel bombarie beweerde het emoticon ;-) te hebben laten beschermen en aankondigde hiervoor (vrij vertaald) “niet al te hoge licentiekosten” van enige tienduizenden dollars te willen heffen. Het is niet erg aannnemelijk dat Oleg Teterin ook maar iets heeft kunnen verdienen aan zijn beweerdelijk verkregen merk.

Michiel Heffels en Lena Kröger

IEF 14449

Auteursrechtdebat: Muziek herovert de wereld

Met streaming is de nieuwe Gouden Eeuw voor muziek aangebroken. Door Bjorn Schipper, Schipper Legal. Thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. De muziekwereld bevindt zich wereldwijd in een interessante fase. Een fase waarin muziek voor alles en iedereen altijd en overal beschikbaar is. En met elkaar gedeeld kan worden. Muziek was nog nooit zo divers en veelomvattend aanwezig in het leven van mensen als vandaag de dag. De opkomst van het internet en de social media is zo bezien een zegen voor de muziekindustrie.

Na het tijdperk van de downloads krijgt streaming de laatste jaren steeds meer de overhand. Zoals altijd doet iedere nieuwe vorm van muziekexploitatie stof oplaaien. Het verbaast dan ook niet dat streaming onder vuur ligt. Het verbaast wel dat het sentiment rondom streaming op oneigenlijke wijze ingekleurd wordt. De prijs van een stream vergelijken met de prijs van een download – of zo u wilt: de prijs van een CD, LP of cassette – is als appels met peren vergelijken. De marktmechanismen en neveneffecten van het streamen van muziek zijn niet een-op-een te vergelijken met de muziekverkoop via fysieke dragers en downloads.

Streaming afschieten met het argument dat artiesten per gespeelde track ‘maar een paar tienden van een cent’ zouden kunnen ontvangen, maakt blind voor de in mijn optiek veel belangrijkere positieve neveneffecten van streaming. Grote aantallen streams duidt op een grote groep luisteraars/fans en dus serieuze belangstelling in zowel muziek als artiesten. Kunst is dan om deze belangstelling vast te houden en uit te breiden. Tienden van centen per stream omzetten in bijvoorbeeld de aanschaf van concertkaartjes, vinyl (!) en merchandise, vormt voor artiesten de echte uitdaging. Al dan niet met behulp van geïntegreerde social media en verzameling en analyse van Big Data. Muziek als zuiver promotiemiddel van artiesten, is het niet ooit zo bedoeld?

Cureren is een ander belangrijk aspect van de beschikbaarstelling van muziek via streamingdiensten. Het is fijn dat het online muziekaanbod zowat oneindig lijkt, probleem is echter dat haast onbeperkte keuzevrijheid meteen ook keuzestress bij gebruikers veroorzaakt. Waar zoekmachines als Google het gebruik van het internet vergemakkelijken, is cureren van muziek binnen streamingdiensten de sleutel tot succes. De gebruiker moet soms een handje geholpen worden door middel van muziekselecties en slimme koppelingen van specifieke muziek. Bijvoorbeeld binnen een bepaald muziekgenre maar juist ook daarbuiten. Met als gevolg dat ‘nieuwe’ muziek beschikbaar komt voor de individuele gebruiker. Het cureren kan zo tot permanente ontsluiting van oude muziekcatalogi leiden. Smaak zal ook minder afhankelijk worden van de waan van de dag. Haast alle muziek is voor iedereen beschikbaar, obscuur of niet. Het publiek zit online in de muzikale driver's seat.

Afgelopen maand kwam streamingdienst Spotify onder vuur te liggen toen artieste Taylor Swift besloot haar muziek niet meer via Spotify beschikbaar te stellen. Ook Prince heeft besloten zijn muziek van het internet te halen. Taylor Swift wilde naar eigen zeggen niet langer meewerken aan het principe ‘dat muziek geen waarde heeft en gratis zou moeten zijn’. De repliek van Daniel Ek, de CEO van Spotify, loog er vervolgens niet om. Ek stelt dat artiesten – anders dan bijvoorbeeld bij ‘piratensites’ het geval is – met Spotify wel degelijk geld kunnen verdienen, onder meer via advertenties bij gratis abonnementen als ook via de betalende abonnementen. Ek ontrafelt tevens de ‘mythen’ van de reeds genoemde ‘tienden van centen’ (het is inderdaad appels met peren vergelijken; bij Spotify is het aantal plays ontegenzeggelijk groter) en dat Spotify debet zou zijn aan het teruglopen van de markten voor downloads en CD’s (met of zonder Spotify, deze markten zouden toch wel teruglopen). Om eerlijk te zijn vind ik de argumentatie van Ek overtuigender dan die van Taylor Swift: Spotify en andere online streamingdiensten bieden artiesten nieuwe mogelijkheden en kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor een krimp van de muziekindustrie. Feit is dat met de opkomst van het internet en de bijbehorende digitale mogelijkheden van exploitatie van muziek de traditionele controle op distributie van muziek compleet is veranderd.

Opvallend is dat in publieke discussies als die tussen Spotify en Taylor Swift de platenlabels vrijwel altijd op de achtergrond blijven. Boodschap is dat artiesten het slachtoffer zijn van het verdienmodel van streamingdiensten als Spotify. Dat artiesten in exploitatiecontracten er vaak veel slechter vanaf komen, lijkt geen rol van betekenis te spelen in de kritiek op nieuwe online verdienmodellen. Zuivere discussies over dit onderwerp zouden ook aandacht moeten besteden aan deze blinde vlek.

In deze context is het verfrissend kennis te nemen van de recente keynote speech van Steve Albini tijdens de muziekconferentie Face the Music in Melbourne. Albini is bandlid van rockgroep Shellac en voormalig bandlid van de Amerikaanse bands Big Black en Rapeman, en daarnaast schrijver van het essay The Problem With Music uit 1993. Albini zegt in zijn keynote letterlijk dat internet de problemen van de muziekindustrie heeft opgelost. In zijn ogen was de muziekindustrie van vóór het internet zeer inefficiënt, met name op het gebied van distributie en promotie. Dit heeft vooral de major platenlabels en enkele supersterren geen windeieren gelegd, aldus Albini. Het tijdperk van de CD liet bomen tot in de hemel groeien. Volgens Albini heeft het internet dit 'systeem' overhoop gehaald. Met als gevolg dat de band tussen artiesten en hun fans nog nooit zo direct was als nu het geval is. Deze nieuwe realiteit biedt kansen, vooral voor de artiesten zelf. Albini schetst dat het maken van muziek tegenwoordig niet per definitie duur hoeft te zijn - vooral in de demo fase - en dat artiesten hun muziek wereldwijd sneller en gemakkelijker kunnen delen, zonder belemmeringen. Artiesten hebben daarmee de controle terug over hun exposure. Het publiek kan daarentegen altijd en overal van muziek genieten, komt sneller in aanraking met 'nieuwe' muziek. Onze muzieksmaak wordt breder. Fans vormen online communities en blijken meer dan ooit bereid geld uit te geven aan concertkaartjes en bijzondere producties. Vinyl zit niet voor niets weer in de lift. Online delen en interconnectiviteit zijn Albini's toverwoorden. Albini concludeert onder meer dat het internet de muziekindustrie een stuk efficiënter heeft gemaakt. Dat daarbij tussen diverse actoren een ingrijpende herverdeling van posities en macht plaatsvindt, so be it. Albini heeft een punt, ook al zal niet iedereen blij zijn met deze constatering.

Streaming past naadloos in de ideale wereld van Albini. Focussen op 'tienden van centen' is staren naar de navel. Taylor Swift geeft aan haar collega-artiesten dan ook het verkeerde signaal af. Waar zij als superster kennelijk een terugtrekking kan permitteren, kunnen de meeste andere artiesten dit zeer zeker niet. Zij zullen gebruik moeten maken van de mogelijkheden van streaming om hun exposure te vergroten. Een directe band met fans ligt in het verschiet. Muziek herovert mede dankzij streaming wereldwijd onze harten en alleen dat al zou reden genoeg moeten zijn om de nieuwe Gouden Eeuw aan te kondigen.

Bjorn Schipper

IEF 14448

BBIE-serie november 2014

Merkenrecht. We beperken ons tot een maandelijks overzicht van de oppositiebeslissingen van het BBIE. Recentelijk heeft het BBIE een serie van viertal oppositiebeslissingen gepubliceerd die wellicht de moeite waard is om door te nemen. Zie voorgaand bericht in deze serie: BBIE-serie oktober 2014.

27-11
Moszkowicz Moszkowicz Moszkowicz en Moszkowicz Advocaten
Moszkowicz
Afgew.
nl
21-11
DAVINCI GOURMET
DA VINCI ROYAL
Toegew.
nl
10-11
STRIVA
STRADA
Afgew.
nl
07-11

EHBO
Afgew.
nl
IEF 14447

AG concludeert tot vernietiging en verwijzing Ajax-vesten-arrest

Conclusie AG HR 5 december 2014, IEF 14447 (Ajax tegen Lezer)
Conclusie ingezonden door Sven Klos, Klos Morel Vos & Schaap. Merkenrecht. Slaafse nabootsing. Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging en verwijzing. Inleiding: Profvoetbalclub Ajax probeert in deze procedure een einde te maken aan de verkoop van bepaalde vesten door Lezer, een handelaar in merchandising bij de Amsterdam ArenA, het voetbalstadion van Ajax. Volgens Ajax is sprake van merkinbreuk, subsidiair onrechtmatig handelen door Lezer. Lezer stelt dat hij - naast de officiële Ajax-merchandising - 'Amsterdamsouvenirs' verkoop en dat vesten uit de laatste categorie niet door Ajax kunnen worden tegengehouden.

De Amsterdam rechtbank verklaart de twee door Ajax in geroepen rood-witte Benelux beeldmerken nietig, omdat deze niet door de strikte kleurmerkentest zouden komen en komt niet tot een merkinbreuk, maar oordeelt wel dat Lezer onrechtmatig handelt tegenover Ajax. Het Amsterdamse hof [IEF 13159] oordeelt dat de beeldmerken wel geldig zijn, omdat het geen abstracte kleur(combinatie)merken betreft, maar gaat om beeldmerken met de kleuren rood en wit aangebracht in een concrete grafische voorstelling. Merkinbreuk wordt door het hof afgewezen, nu het hof een geringe beschermingsomvang aan deze beeldmerken toekent en "onvoldoende gelijkenis" ziet om tot "relevante overeenstemming" te kunnen concluderen. Ook acht het hof geen sprake van onrechtmatig handelen van Lezer ten opzichte van Ajax. Procureur-Generaal concludeert tot vernietiging en verwijzing.

IEF 14446

Staking onderzoek en overdracht activa niet onrechtmatig jegens licentienemer

Rechtbank Den Haag 29 november 2014, IEF 14446 (FMS tegen TNO)
Licentieovereenkomst. Octrooirecht. Partijen hebben een niet-exclusieve licentieovereenkomst gesloten voor het vervaardigen en op de markt brengen van de producten (Finometer, Portapres en Beatscope) en het daarvoor benodigde gebruik van benoemde octrooien. De vraag of licentiegever bij staking onderzoeksactiviteiten en overdracht activa aan door ex-werknemers opgericht bedrijf is tekortgeschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens licentienemer, wordt negatief beantwoord. De rechtbank wijst de vordering af.

4.12 De in artikel 7 van de licentieovereenkomst neergelegde geheimhoudingsverplichting heeft betrekking op de door TNO aan FMS verstrekte informatie en gegevens en rust alleen op FMS. Partijen zijn geen geheimhoudings-verplichting voor TNO overeengekomen. Wel vloeit uit de exclusiviteit van de licentieverlening voort dat TNO de commerciële exploitatie van de producten door derden niet mag faciliteren, bijvoorbeeld door hen informatie te verschaffen over de producten of de octrooien. Nu partijen ook overeen zijn gekomen dat TNO geen licenties aan derden zal verstrekken op de TNO-IE voor producten met een vergelijkbare functionaliteit, houdt een redelijke uitleg van de licentieovereenkomst in dat TNO ook geen informatie aan derden mag verstrekken, waardoor deze producten met een vergelijkbare functionaliteit op de markt kunnen brengen.

4.13 TNO heeft erop gewezen dat partijen in artikel 3.2 onder a van de licentieovereenkomst overeengekomen zijn dat TNO te allen tijde gerechtigd is de producten voor zichzelf en ten behoeve van derden te gebruiken. Deze bepaling past bij het voortzetten door TNO van het onderzoek naar en de ontwikkeling van niet-invasieve bloeddruksystemen en het gegeven dat de licentieovereenkomst niet ziet op de ruimtevaartactiviteiten. Verder sluit deze bepaling aan bij de aard en inhoud van de licentieovereenkomst, waarin TNO als eigenaar van de informatie en rechthebbende op de octrooien aan FMS licentie verleent om de producten te vervaardigen en vermarkten en de octrooien met dat doel te gebruiken. Deze bepaling kan verder niet los worden gezien van de overige inhoud en kennelijke strekking van de licentieovereenkomst. Dat betekent dat de daarin neergelegde gerechtigdheid van TNO tot het gebruik van de informatie ten behoeve van derden wordt begrensd in de zin dat TNO daarmee niet mag faciliteren dat derden de producten of producten met een soortgelijke functionaliteit op de markt brengen. Daarbij geldt dat, zoals TNO terecht heeft aangevoerd, het BMEYE vrij staat om producten met een vergelijkbare functionaliteit op de markt te brengen, zolang daarmee geen inbreuk op de octrooien wordt gemaakt. TNO moet zich echter op grond van de licentieovereenkomst onthouden van het faciliteren daarvan door BMEYE toegang te verlenen tot bij TNO aanwezige, zich niet in het publieke domein bevindende ontwerpgegevens of door deze aan BMEYE te verstrekken.

4.19 Anders dan FMS heeft betoogd kon zij op grond van de inhoud en de aard van de overeenkomst niet van TNO verwachten dat zij ervoor zou zorgen dat FMS nooit concurrentie zou ondervinden door “producten met dezelfde, vergelijkbare en aanvullende functionaliteit”. En, anders dan FMS stelt, bevat de overeenkomst geen non-concurrentiebeding.

4.20 Op grond van de overeenkomst is TNO reeds gehouden om op te treden tegen octrooi inbreuken en zal TNO geen licentie aan derden geven voor producten met een vergelijkbare functionaliteit. Daar hoeft zij (dus) geen afspraken over te maken met BMEYE. FMS heeft haar door TNO gemotiveerd weersproken verwijt dat TNO in strijd met de overeenkomst een licentie heeft verstrekt aan BMEYE niet geconcretiseerd of onderbouwd en dit volgt ook niet uit de feiten.

4.21 Zoals hiervoor is overwogen vloeit uit de licentieovereenkomst wel voort dat TNO derden niet zou faciliteren om de producten of producten met een vergelijkbare functionaliteit te produceren. De inhoud noch de aard van de licentieovereenkomst vergen echter van TNO dat zij met BMEYE zou afspreken dat BMEYE niet zelf producten met een vergelijkbare functionaliteit zou kunnen ontwikkelen en vermarkten of daar in de afspraken met BMEYE voorwaarden aan te verbinden.

IEF 14445

Hoe zit het ook alweer met… Sinterklaas

Sinterklaasbijdrage ingezonden door Otto Volgenant, Boekx. Het ‘Zwarte Piet-verbod’ heeft afgelopen jaar in het hele land voor verhitte discussies gezorgd. Er is zelfs een Zwarte Piet-wet voorgesteld die deze makker een juridische definitie moet geven. En Sinterklaas dan? Die komt er nu wat bekaaid vanaf. Toch heeft ook Sinterklaas zich juridisch niet onbetuigd gelaten.

Sinterklaas speelde vaker een rol in juridische geschillen. Boekx heeft vijf bijzondere zaken voor u op een rijtje gezet. Het ging daarin onder meer om de volgende vragen:
- Wat is het Sinterklaas-verbod in Deventer?
- Hoe zit het met het portretrecht van de acteur die de rol van de officiële Sinterklaas speelt?
- Mocht voor de horrorfilm ‘Sint’ reclame worden gemaakt middels posters met een zombie-Sint?
- Wat mag een bedrijf verwachten van de manier waarop een ingehuurde Sint en zijn Pieten hun rol invullen? Kan het bedrijf geld terugvorderen als dat totaal niet aan de verwachtingen voldoet?
Aan welke normen moet de vertolking van Sinterklaas tenminste voldoen?
- Voor het fotograferen van Prinses Amalia gelden strenge eisen. Als zij bij de intocht is, mag ze dan wel gewoon gefotografeerd worden?
- En tenslotte de zaak van de brandende tabberd. Een student laat bij wijze van grap zijn Sinterklaaspak in brand steken. Hoe een ludieke actie tijdens een ontgroening eindigde in het ziekenhuis en met een strafzaak.

0. Sinterklaas-verbod Deventer
Zo werd er tien jaar geleden geprotesteerd tegen een heus Sinterklaas-verbod. Nu was dat niet in Amsterdam maar in Deventer, en massale aandacht heeft dat niet getrokken. Wat was het geval? Sinds 1919 bevat de Algemeen Plaatselijke Verordening in Deventer (APV) in artikel 5.38 de regel dat het verboden is om ‘op of aan de weg of zichtbaar vanaf de weg in een voer- of vaartuig zich verkleed als Sinterklaas op te treden of zich te bevinden’. Het is de enige gemeente in Nederland met een dergelijk verbod en de burgemeester geeft jaarlijks speciaal ontheffing voor een intocht op 5 december. Het verbod is ooit ingesteld door de aanhoudende incidenten tussen diverse rivaliserende sinterklaasverenigingen in deze oude Hanzestad aan de IJssel, die alle hun eigen intocht hielden. De Sinten vochten elkaar zo nu en dan de wijk uit. Niet zo best voor het broze sinterklaasgeloof van de Deventerse kindertjes. Ook honderd jaar geleden gingen er zwarte pieten dus al gewapend over straat. In 2004 poogde de lokale hulpsinterklaas P. Westerbeek met steun van de lokale winkeliersvereniging de intocht te vervroegen. Hij stapte in vol ornaat, geflankeerd door enkele Pieten, naar de bestuursrechter waar de burgemeester vervolgens in een pleidooi op rijm het verbod verdedigde. Het verbod staat nog altijd in de APV en leidt in Deventer jaarlijks tot discussie.

1. Het portretrecht van Sinterklaas
De acteur Bram van der Vlugt was lange tijd de ´officiële´ Sinterklaas. Hij speelt vanaf 1986 Sinterklaas tijdens de landelijke intocht die op TV wordt uitgezonden. Van der Vlugt is een bekend acteur, niet alleen op toneel en op tv, maar ook in commercials. In de Sinterklaasperiode in 1999 haakt KPN in een reclamefolder aan op de Goedheiligman die cadeautjes uitdeelt. KPN huurt niet zelf een Sint in, maar gebruikt foto´s van de ´echte´ Sinterklaas, gespeeld door Bram van der Vlugt. Kan deze acteur zich verzetten tegen commercieel gebruik van zijn portret, in de rol van de ´officiële´ Sinterklaas?

De zaak komt voor de rechter. Van der Vlugt vordert een verbod, een voorschot op schadevergoeding en een rectificatie. De rechter maakt er weinig woorden aan vuil en geeft ´Sinterklaas´ grotendeels gelijk. Van der Vlugt is herkenbaar, in ieder geval voor een deel van het publiek. Het is duidelijk de van TV bekende Sinterklaas, en het is bekend dat Van der Vlugt die rol speelt. Daarom is het portret van de officiële Sinterklaas een portret van Van der Vlugt. En die heeft een redelijk belang om zich te verzetten tegen het commerciële gebruik dat KPN van zijn portret maakt: er is sprake van verzilverbare populariteit. De rechtbank verbiedt KPN het portret nog verder te gebruiken. Een voorschot op schadevergoeding wordt niet toegewezen. Van der Vlugt had aan deze vordering ten grondslag gelegd dat hij de ‘echte’ Sinterklaas verschoond wil houden van commerciële smetten en dat door toekenning van schadevergoeding de schade die KPN aan Van der Vlugt en uiteindelijk het algemeen belang heeft toegebracht, enigszins wordt geredresseerd. Maar de Rechtbank vindt die schade ´thans te onbepaald´. Dat is meer iets voor een bodemprocedure. KPN moet rectificeren, met de volgende tekst:

‘RECTIFICATIE Bij vonnis van 24 november 1999 heeft de president van de rechtbank te Amsterdam geoordeeld dat ons gebruik in reclamemateriaal van het portret van Bram van der Vlugt als Sinterklaas onrechtmatig is jegens Bram van der Vlugt. Tevens heeft de president ons veroordeeld om deze onrechtmatige uiting door middel van deze tekst te rectificeren.
KPN Telecom’

Laten we hopen dat niet al te veel kinderen deze rectificatie hebben gelezen en daardoor erachter zijn gekomen dat zelfs de officiële Sinterklaas niet echt is, maar werd gespeeld door de bekende acteur Bram van der Vlugt…
*** 
2. De horrorsint
Dick Maas, bekend van Nederlandse horrorfilms als De Lift en Amsterdamned, maakte in 2010 een horrorfilm over Sinterklaas. Sint (gespeeld door Huub Stapel) blijkt een moordlustig type. Geen grote kindervriend. Het is geen kinderfilm natuurlijk. De film draait in de bioscoop in de Sinterklaastijd. Er wordt reclame voor gemaakt. Ook kinderen worden geconfronteerd met de enge posters die de film aankondigen. Die hangen onder meer in bioscopen en later ook in abri’s. Oordeel zelf hoe eng je deze poster vindt, en hoe schadelijk dit is voor tere kinderzieltjes. Het regent klachten bij de Reclame Code Commissie. Een recordaantal van meer dan 2.400 klachten. Sommige klagers schakelen zelfs deskundigen in om hun klacht kracht bij te zetten. Die deskundigen zijn het overigens niet volledig eens over de schadelijkheid van de posters voor kinderen van 12 jaar en jonger. De Reclame Code Commissie stelt zich altijd terughoudend op als het gaat om normen met een subjectief karakter, zoals goede smaak en fatsoen. De vraag die zij beantwoord is of de poster ‘een bedreiging inhoudt voor de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid’. De Reclame Code Commissie vindt de poster niet bijzonder angstaanjagend voor kinderen. De overwegingen zijn kort maar krachtig:

 

 

Op het eerste gezicht herkent men op de poster het silhouet van Sinterklaas op zijn paard, hetgeen de Commissie voor kinderen niet angstaanjagender acht dan een willekeurige andere afbeelding van de Sint. Het gezicht van de Sint is zeer onduidelijk en donker afgebeeld. Bij bestudering van zeer nabij wordt dit nauwelijks anders. Gelet hierop acht de Commissie het niet aannemelijk dat kinderen ten gevolge van dit beeld angstig zullen worden. Ook voor het overige acht de Commissie de poster niet angstaanjagend voor kinderen. De details op de poster zoals ter vergadering besproken (zoals de staf, het paardenhoofd en de gedeeltelijk rode letters) zullen door kinderen naar het oordeel van de Commissie niet met horror in verband worden gebracht of als ‘eng’ worden ervaren.

De klagers gaan – vanzelfsprekend – in beroep tegen de afwijzing van hun klacht, en het College van Beroep bevestigt het oordeel van de Reclame Code Commissie.

Alleen indien, zoals niet gebruikelijk is te achten, de verlichte poster intensief en van zeer nabij wordt bestudeerd, ziet men dat het gelaat van de persoon donker is gekleurd en sterk gegroefd is, en dat het om een “afwijkend” gelaat gaat. Verdere gelaatsdetails zijn echter ook dan nauwelijks waar te nemen. Ogen, neus en mond zijn niet goed zichtbaar. Voor zover men zou kunnen denken dat het om een skelet, “zombie” dan wel anderszins als “eng” te beschouwen persoon gaat, is deze indruk niet zodanig sterk dat de poster de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Overigens merkt het College nog op dat het gelaat zich aan de bovenzijde van de poster bevindt. Gelet hierop en op het feit dat de poster in bioscopen aan de muur hangt, zullen kleine kinderen niet in staat zijn dit gelaat van zeer nabij te bekijken. De op de poster afgebeelde persoon is voor kinderen die bang zijn voor Sinterklaas niet angstaanjagender dan een willekeurige afbeelding van Sinterklaas op een poster.
Kortom, kinderen die toch al bang zijn voor Sinterklaas zullen door deze poster niet extra bang worden, en kleine kinderen zijn te klein om het zombie-hoofd van dichtbij te bestuderen.
Voor de liefhebber: de trailer van de film kun je hier bekijken.
Het ging dus niet om deze posters, die zijn voor de Amerikaanse markt en ‘iets’ minder subtiel.

***
3. De wijze van vertolking van de rol van Sinterklaas
Wat mag een bouwbedrijf verwachten als ze voor een personeelsfeest met 80 kinderen een Sinterklaas met Pieten inhuurt? Dat verloopt natuurlijk niet altijd vlekkeloos. Maar als de opdrachtgever ontevreden is, kan hij dan zijn geld terugeisen? De Sint- en Pietenverhuur werkt met professionele acteurs, maar hun optreden valt bij het bouwbedrijf niet in de smaak. Wat ging er mis? Een paar citaten. Neem even rustig de tijd om dit te lezen, want het begint al grappig maar wordt steeds hilarischer:
- Wij hadden de afspraak gemaakt om niet te strooien, want i.v.m. de marmeren vloer zou dit de veiligheid van de kinderen niet ten goede komen. Uiteindelijk moesten de kinderen toch van de Sinterklaas leren strooien, maar wel dusdanig dat ze op een gegeven moment aangemoedigd werden om recht tegen het (kinder)publiek in zo hard mogelijk te gooien.
- Ook was er een meisje dat tijdens het optreden moest huilen bij Sinterklaas. Sinterklaas ondernam geen enkele adequate actie het kind te troosten.
- Daarnaast vonden wij dat de Sinterklaas erg dominant aanwezig was, hij kwam veel te streng over en was ook vrij kortaf richting de kinderen.
- Ook hebben wij ervaren dat er niet een duidelijke spanningsboog in het verhaal aanwezig was. De Sinterklaas was meer bepaalde onderdelen aan het afraffelen i.p.v. dat hij zijn gedachten richting de kinderen richtte.
- Wat wij ook niet vinden kunnen is dat de Sinterklaas en de hulppieten de woorden ´sexy meisjes´ noemen. Dat heeft geen enkele toegevoegde waarde voor het verhaal.
- Sowieso hadden wij eigen collega’s gevonden die ook als pieten verkleed mee hebben gedaan aan het Sinterklaasverhaal. Achter de schermen hebben we ook geen leuke momenten met de Sinterklaas beleefd. De collega’s werden duidelijk door de Sinterklaas genegeerd en toen wij de moeite deden met hem in contact te komen was daar weinig behoefte aan.
- Het toppunt van de middag was dat er zich een situatie voordeed waarbij een vader naar voren moest komen en een jute zak over zijn hoofd kreeg, een actie die naar onze mening voor kinderen zeer ongepast is.
- De Sinterklaas was te weinig op de voorgrond, hij was erg passief en had zelden het woord. Het was net of er geen Sinterklaas aanwezig was. De Piet was erg duidelijk overheersend, terwijl dit toch de rol van de Sinterklaas zou moeten zijn.

En op basis hiervan moet de rechter oordelen of de ingehuurde Sint en Pieten hiermee tekort zijn geschoten in hetgeen waarvoor ze zijn ingehuurd, het vertolken van de rol van Sint en Piet. De rechter neemt tot uitgangspunt dat de acteurs bij de invulling van hun rollen een ruime mate van artistieke vrijheid hebben. Cruciaal is dat zij zich als redelijk bekwaam acteur inspannen om een voor de kinderen herkenbare Sinterklaas en Zwarte Piet te vertolken. Dit kan op verschillende manieren zonder dat de geloofwaardigheid van Sinterklaas en Zwarte Piet in het gedrang komt. Dat de ene klant daarbij de voorkeur geeft aan de vertolking van Bram van der Vlugt en de andere aan die van de vader van Toon Hermans doet daaraan niet af. Dat is een kwestie van smaak, aldus de rechter. En dan gaat de rechter de punten van kritiek één voor één af. En bij de overwegingen zitten pareltjes…

- Sinterklaas is solidair met de kinderen en wat minder met vader en moeder. Het staat hem soms vrij om de kinderen aan te sporen gezagsondermijnende dingen te doen die ze thuis niet mogen, zoals het strooien en gooien met snoep. Daar past ook bij dat een stoute vader in de zak van Sinterklaas wordt gestopt ´daargelaten of de desbetreffende scène een cultureel hoogtepunt was´.
- In het licht van de artistieke vrijheid kan het Sinterklaas voorts niet worden tegengeworpen dat hij - in de ogen van de volwassenen - geen spanningsboog opbouwt, snel spreekt, zwijgzaam, kortaf en zakelijk is of zich door de kennelijk nogal dominante Hoofdpiet laat overtroeven.
- De uitlating ´sexy meisjes´ levert zonder nadere toelichting ook geen tekortkoming op.
- Dat Sinterklaas heeft nagelaten een huilend meisje in een groep van 80 kinderen adequaat te troosten maakt dat oordeel niet anders, ook al omdat niet duidelijk gemaakt is wat onder de gegeven omstandigheden van Sinterklaas werd verwacht.
- Ook de stelling dat Sinterklaas zich achter de coulissen afstandelijke gedroeg jegens de als Zwarte Piet verklede medewerkers van de opdrachtgever kan het bedrijf niet baten.
Conclusie is dat de huur-Sinterklaas en zijn huur-Pieten niet tekort zijn geschoten. De vordering tot terugbetaling van de huurprijs wordt afgewezen.
***
4. Foto’s van Prinses Amalia bij de intocht van Sinterklaas. Mogen de media die foto’s publiceren?
Wanneer de Koninklijke familie zich in het openbaar begeeft, is het de vraag of de media daar foto’s van mogen maken en publiceren. Eerder is er bijvoorbeeld geprocedeerd over foto’s van Máxima en haar dochters Amalia en Alexia op het Wassenaarse strand, tussen het overige strandpubliek. Die werden gepubliceerd in het roddelblad Party. De foto’s waren gemaakt door een toevallig daar aanwezige fotograaf. Er was dus geen sprake van stalking, en de foto’s zijn op zichzelf onschuldig van aard. Party heeft betoogd dat haar lezers het leuk vinden om te zien dat Máxima ook gewoon moeder is.

De rechter is van oordeel dat het publiceren van de foto’s onrechtmatig is, en dat Máxima, Amalia en Alexia schade hebben geleden ter hoogte van € 1.000,= per persoon. De overwegingen van de rechter zijn interessant. De rechtbank stelt voorop dat publieke figuren aandacht van de media hebben te dulden, maar toch ook weer niet vogelvrij zijn. De media hebben geen toestemming nodig om foto’s te plaatsen die een bijdrage aan het publiek debat leveren. In dat geval kan het recht op bescherming van de privacy van het kroonprinselijke paar en hun dochters minder zwaar wegen dan het recht op vrijheid van meningsuiting van de media. De foto’s die zijn gepubliceerd in Party leveren echter geen bijdrage aan het publiek debat. Dat lezers van Party het ‘leuk’ vinden om te zien dat Máxima ook ‘gewoon moeder is’, is geen rechtvaardiging voor een inbreuk op de privacy van Máxima en haar twee dochters, aldus de rechter. Vervolgens beoordeelt de rechter de omstandigheden waarin de foto’s zijn gemaakt, en kwalificeert het dagje strand als ‘een moment van huiselijkheid buiten de deur waarbij zij niet bedacht hoeven te zijn dat er foto’s op dat moment worden gemaakt die vervolgens worden gepubliceerd’.

Dat is een verschil met foto’s van Willem-Alexander en Máxima op de tribune bij het Olympisch schaatsen in Turijn, en met foto’s van hen bij de intocht van Sinterklaas in Wassenaar. Dat zijn volgens de rechter duidelijk publieke evenementen, waarbij de kroonprinselijke familie heeft te dulden dat er foto’s van hen worden gemaakt en gepubliceerd. De media mogen dus foto’s publiceren van de Koninklijke familie als die bij een intocht van Sinterklaas zijn.

***
5. De brandende tabberd
En dan een opmerkelijke strafzaak over het in brand steken van een Sinterklaas. Op 11 april 2010, terwijl de Goedheiligman al lang en breed in Spanje zat, werd in Giethoorn een studentengrap uitgehaald, in het kader van een ontgroening van de studentenvereniging Albertus Magnus. Vier jongens die lid wilden worden van een dispuut moesten een stunt uithalen om het dispuut ´versteld te doen staan´. Als het lukte, zouden ze lid mogen worden. Ze mochten zelf bedenken wat ze zouden doen. Het liep nogal uit de hand, en leidde tot ziekenhuisopname en zelfs tot een strafzaak.

Het was midden in de nacht (5 uur ’s ochtends om precies te zijn), de vier jongens hadden al twee nachten niet geslapen. Eén van de studenten had een Sinterklaaspak aan en opperde zelf – volgens zijn eigen verklaring – “Steek het Sinterklaaspak maar aan en dan ren ik schreeuwend door de kamer heen en dan spring ik in het water. De anderen vonden het wel cool, of in ieder geval wel lachen. Verdachte heeft mij uiteindelijk in de brand gestoken.” De tabberd brandde als een tierelier. Het slachtoffer liep ernstige brandwonden op zijn rug op. Hij moest in het ziekenhuis worden opgenomen en daar anderhalve week blijven. Maar hij doet geen aangifte. Het is de Officier van Justitie zelf die vindt dat dit zo ernstig is dat er vervolging plaatsvindt.

De rechtbank acht aannemelijk dat het slachtoffer toestemming heeft verleend om het Sinterklaaspak waarin hij gekleed was in brand te steken. Daarom is die brandstichting op zichzelf niet strafbaar. Maar er was meer aan de hand. De verdachte had lampenolie gepakt en over het Sinterklaaspak gegoten. Door dit aan te steken heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat maakt de zaak anders, aldus de rechtbank. Het slachtoffer heeft weliswaar toestemming gegeven om het Sinterklaaspak in brand te steken. Maar hij heeft daarbij niet geweten dat daarbij gebruik zou worden gemaakt van zeer brandbare lampenolie. Hij was daarom niet goed geïnformeerd over de aard, ingrijpendheid en gevolgen van deze handeling. Híervoor had hij geen toestemming gegeven, aldus de rechter. En dan wordt het in brand steken als een poging tot zware mishandeling gekwalificeerd.

De advocaat van de verdachte voerde nog aan dat de studenten oververmoeid waren. Ze konden nauwelijks meer nadenken, laat staan de consequenties van hun handelen overzien. In die toestand bedachten ze een stunt om iedereen versteld te doen staan, zodat ze als lid van het dispuut konden worden geïnaugureerd. De rechtbank neemt deze omstandigheden mee, maar veroordeelt de student die de lampenolie over de tabberd goot wel tot een werkstraf van 50 uren. Eind goed, al goed: de jongens zijn lid geworden van het dispuut. Blijkbaar hadden ze het dispuut voldoende versteld doen staan met een Sinterklaas in lichterlaaie.

BOEKX WENST U EEN PRACHTIG SINTERKLAASFEEST!

Otto Volgenant

IEF 14444

Svea HR: Elwood does not meet the required level of originality

Svea Court of Appeal 6 november 2014, IEF 14444(G-Star Raw tegen H&M)
Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, BANNING en Henrik Wistam, Lindahl. Eerdere 'Elwood-zaken' op IE-Forum.nl. ‘The conclusion by the Court of Appeal is therefore that an assessment of the facts, which G-Star has invoked constitute OrignalElwood – including the five design elements – leads up to the conclusion that the work, in the manner being alleged by G-Star, does not meet the required level of originality.

Accordingly, the work invoked by G-Star, in the manner claimed by G-Star, does not have copyright protection. In its assessment the Court of Appeal takes into consideration that G-Star, against the denial of H&M, has not succeeded in proving in detail what the five particularly invoked design elements on OriginalElwood looked like.’
Lees verder

IEF 14443

Oppositie door Moszkowicz tegen Moszkowicz afgewezen

BBIE Oppositie 27 november 2014, IEF 14443 (Moszkowicz en Moszkowicz)
Merkenrecht. Oppositie. Max en David Moszkowicz (Maastricht) voeren oppositie tegen het depot voor de merkinschrijving van ‘Moszkowicz’ gedaan door Yehudi Moszkowicz (Utrecht) en overgedragen aan Max Moszkowicz (regisseur). Oppositie is gebaseerd op eerder geregistreerde Moszkowicz-merken. De media-optredens van Bram Moszkowicz vormen onvoldoende grond voor de vaststelling dat het teken 'Moszkowicz’ een algemeen bekend merk is geworden. Van verwarringsgevaar is bovendien geen sprake. Art. 2.3 sub c BVIE is daarnaast niet van toepassing op oppositieprocedures. De oppositie wordt afgewezen.

Kwade trouw

45. Opposant stelt dat verweerder een depot te kwader trouw heeft verricht en dat het depot op die grond zal moeten worden doorgehaald. Een dergelijk argument kan echter geen rol spelen in deze procedure. De oppositieprocedure bij het Bureau is bedoeld om op een snelle en eenvoudige manier (potentiële) conflicten tussen merkhouders op te lossen. Deze procedure is daarom beperkt tot de specifieke gronden van artikel 2.14 jo 2.3 lid 1 sub a en b BVIE. (…)

2.3 lid 1 sub c BVIE

46. Opposant baseert de ingestelde oppositie op artikel 2.3 sub c. BVIE. Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid van bescherming bij overeenstemmende, voor niet-soortgelijke waren of diensten gedeponeerde merken die bekendheid in het Benelux-gebied genieten, indien door het gebruik, zonder geldige reden, van het jongere merk ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk. Deze grond is nadrukkelijk uitgesloten als grond waarop een oppositie kan worden ingesteld bij het Bureau (zie overweging 45). Een beroep op artikel 2.3 sub c BVIE is in het kader van de oppositieprocedure derhalve niet mogelijk.

Bekendheid

49. Ten bewijze van de algemene bekendheid van het teken ‘Moszkowicz’ maakt opposant melding van optredens in Nederland op televisie en in reclamespots van één der maatschapspartners, te weten Bram Moszkowicz. In één reclamespot waren Bram Moszkowicz en vader Max Moszkowicz sr. samen te zien. De media-optredens van Bram Moszkowicz vormen onvoldoende grond voor de vaststelling dat het teken “Moszkowicz’ een algemeen bekend merk is in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs. Bovendien stelt opposant nergens expliciet voor welke waren en/of diensten het ingeroepen algemeen bekend merk, bekend zou zijn.

Verwarring

54. Op grond van het bovenstaande is het Bureau van oordeel dat de ingestelde oppositie deels gebaseerd is op onjuiste gronden. Voor zover deze is gebaseerd op de grondslag van artikel 2.14 lid 1 sub b. BVIE is onvoldoende aangetoond dat er sprake is van een algemeen bekend merk in de zin van artikel 6bis van het Verdrag van Parijs en evenmin dat er sprake zou zijn van gevaar voor verwarring.

Op andere blogs:
Novagraaf
RISE merken

IEF 14442

Conclusie AG: Auteur kan door distributierecht anderen verbieden verkoopaanbod te doen

Conclusie AG 4 december 2014, IEF 14442 zaak C-516/13 (Dimensione Direct Sales en Labianca) - dossier
Zie eerder IEF 13252. Auteursrecht. Distributierecht. Begrip 'distributie onder het publiek', door verkoop of anderszins, van het origineel van een werk of een kopie daarvan – Aanbod tot sluiting van een overeenkomst – Website waarop reproducties van beschermde meubelen te koop worden aangeboden zonder toestemming van de houder van het exclusieve distributierecht – Invitatio ad offerendum – Reclame. Antwoord:

Artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet uitgelegd worden in de zin dat het distributierecht op grond van deze bepaling inhoudt dat de houder van het auteursrecht op het origineel of de kopieën van een beschermd werk eenieder kan verbieden om dat origineel of die kopieën zonder zijn instemming te koop aan te bieden, ook indien het betreffende aanbod niet tot koop leidt, voor zover een dergelijk aanbod gedaan wordt met de uitdrukkelijke bedoeling om koopovereenkomsten te sluiten of op andere wijze een eigendomsoverdracht te bewerkstelligen.

Gestelde vragen:

1. Omvat het distributierecht bedoeld in artikel 4, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden? 

Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord:
2. Omvat het recht om het origineel of kopieën van het werk aan het publiek te koop aan te bieden niet enkel aanbiedingen tot sluiting van een overeenkomst, maar ook reclame?
3. Wordt het distributierecht ook geschonden wanneer op grond van het aanbod geen koop van het origineel of van kopieën van het werk tot stand komt?

Op andere blogs:
The 1709 blog