IEF 22014
25 april 2024
Uitspraak

Modeontwerpster kan merkgebruik verbieden op grond van niet-ingeschreven pseudoniem

 
IEF 22011
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
IEF 22010
25 april 2024
Artikel

Isabelle Wolterink (EP&C) nieuwe voorzitter Orde van Octrooigemachtigden

 
IEF 14581

AIPPI-Symposium 2015 - het programma

Voor leden van AIPPI vindt op woensdag 11 maart het AIPPI-Symposium te Zeist plaats. Het programma is zojuist bekendgemaakt (klik afbeelding voor vergroting). De jaarlijkse VIE-prijs zal daar worden uitgereikt, nomineren kan uiterlijk tot en met 28 januari a.s. via secretariaat@aippi.nl.

Het jaarlijkse Symposium Intellectuele Eigendom wordt 11 maart 2015 georganiseerd door de Vereniging voor Intellectuele Eigendom (AIPPI) in samenwerking met de Orde van Octrooigemachtigden, de Licensing Executives Society (LES), de Beneluxvereniging voor Merken- en Modellenrecht (BMM), de Vereniging voor Mededingingsrecht en de Vereniging voor Auteursrecht.

Aanmelden

Locatie Theater Hotel Figi, Het Rond 2, 3701 HS Zeist
Prijs € 235,00* inclusief lunch en borrel na afloop
Op vertoon van een (kopie) van een collegekaart zijn studenten tegen een gereduceerd tarief welkom (EUR 75 ipv EUR 235)
Studiepunten 4PO
*Er wordt geen BTW in rekening gebracht

Programma9.30 Ontvangst
10.00 Opening door de voorzitter
Drs Koen Bijvank, V.O.
10.05-10.45 Internet en het auteursrecht
Prof. dr. Marie-Christine Janssens, Katholieke Universiteit Leuven
10.45-11.30 Het alternatieve probleem en het bonus-effect in de beoordeling van inventiviteit
Dr. René van Duijvenbode, NLO en Ir. Peter Dorna, AOMB
11.30-11.50 Koffiepauze
11.50-12.35 Grondrechten en Intellectuele Eigendom
Mr. Christiaan Alberdingk Thijm, Bureau Brandeis
12.35-12.45 Uitreiking van de VIE prijs door de jury voorgezeten door Mr. Xandra Kiers-Becking, Hof Den Haag
12.45-14.00 Aperitief en lunch

14.00-15.45
Debat I: Verbod or not? – Het recht op een verbod bij octrooi-inbreuk
Voorzitter: Mr. Robert van Peursem, Hoge Raad
Debater I: Mr. Daan de Lange, Brinkhof
Debater II Mr. Jaap Bremer,
BarentsKrans

Debat II: Is het vormmerk dood?
Voorzitter: Mr. Freyke Bus, Rechtbank Den Haag
Debater I: Mr. Maarten Haak, Hoogenraad & Haak
Debater II: Mr. Laura Fresco, Hoyng Monégier LLP

Debat III: Het spoedeisend belang
Voorzitter: Mr. Manon Rieger-Jansen, Bird & Bird
Debater I: Mr. Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap
Debater II: Mr. Bas Berghuis van Woortman, Simmons & Simmons LLP
15.45-16.15 Koffiepauze
16.15-17.00 Plenaire samenvatting van de debatten door de voorzitters
17.00 Sluiting door de voorzitter en aansluitend borrel

IEF 14580

HvJ EU: Geen uitputting wanneer papieren poster op canvasdoek is overgebracht

HvJ EU 22 januari 2015, IEF 14580; ECLI:EU:C:2015:27; zaak C-419/13 (Art & Allposters tegen Stichting Pictoright)
Uitspraak mede ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma; Job Hengeveld, Hengeveld advocaten en Vincent van den Eijnde, Stichting Pictoright, Tobias Cohen-Jehoram, Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek, Peter Claassen en Roderick Chalmers, AKD. Auteursrecht en naburige rechten. Distributierecht. Uitputtingsregel. Begrip ,materiaal’. Overbrenging van de afbeelding van een beschermd werk van een papieren poster op canvas. Vervanging van de drager. Het hof verklaart voor recht:

Artikel 4, lid 2, [harmonisatierichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat de regel van uitputting van het distributierecht niet van toepassing is wanneer een reproductie van een beschermd werk die met toestemming van de auteursrechthebbende in de EU in de handel is gebracht, nadien een vervanging van de drager ervan heeft ondergaan zoals de overbrenging van die op een papieren poster aangebrachte reproductie op een canvasdoek, en in die nieuwe vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht.

Gestelde vragen [IEF 12863]:

1)      Beheerst artikel 4 [van richtlijn 2001/29] het antwoord op de vraag of het distributierecht van de auteursrechthebbende kan worden uitgeoefend ten aanzien van een reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk dat door of met toestemming van de rechthebbende in de EER is verkocht en geleverd, indien deze reproductie nadien een wijziging ten aanzien van de vorm heeft ondergaan en in die vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht?

2)      a)     Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, is dan de omstandigheid dat sprake is van een wijziging als in vraag 1 bedoeld, van betekenis voor het antwoord op de vraag of uitputting als bedoeld in artikel 4, lid 2, [van richtlijn 2001/29] wordt verhinderd of doorbroken?

b)      Indien het antwoord op vraag 2(a) bevestigend luidt, welke maatstaven dienen dan te worden aangelegd om van een wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken die uitputting als bedoeld in artikel 4, lid 2, [van richtlijn 2001/29] verhindert of doorbreekt?

c)      Laten die maatstaven ruimte voor de in het nationale recht in Nederland ontwikkelde maatstaf, inhoudende dat van uitputting niet langer sprake is op de enkele grond dat de wederverkoper de reproducties een andere vorm heeft gegeven en ze in die vorm onder het publiek heeft verspreid (HR 19 januari 1979, NJ 1979/412, Poortvliet)?

Op andere blogs:
Futureofcopyright.com
Wieringa advocaten
Hoogenraad & Haak

IEF 14578

Nietig model warmtewisselaar door gebrek zichtbaarheid

Gerecht EU 20 januari 2015, IEF 14578; ECLI:EU:T:2015:30 t/m 32 ; zaak T‑615 t/m 617/13 (Aic tegen OHIM)
Gemeenschapsmodel. Vereiste van zichtbaarheid. Het Bureau heeft terecht inschrijving geweigerd van het voorliggende modellen (1618703-0001 en 1137152-0001, omdat het een doorgaans onzichtbaar onderdeel betreft van een CV-ketel voor consumenten. Voor zover bovendien is betoogd dat de warmtewisselaar ook voor andere doeleinden kan worden gebruikt, acht het Gerecht dit onvoldoende bewezen. Het beroep wordt verworpen.

11. As provided in Article 4(2) of Regulation No 6/2002, a Community design applied to a product which constitutes a component part of a complex product is only to be considered to be new and to have individual character in so far as, first, the component part, once it has been incorporated into the complex product, remains visible during normal use of that product and, secondly, those visible features of the component part fulfil in themselves the requirements as to novelty and individual character. Furthermore, according to Article 4(3) of Regulation No 6/2002, ‘normal use’ means use by the end user, excluding maintenance, servicing or repair work.

18. Thus, the applicant claims that the Board of Appeal committed factual errors, as a result of which the facts have not been assessed appropriately as regards the prerequisite of visibility of the contested design during normal use. The applicant also submits that the Board of Appeal incorrectly assessed the evidence adduced by the parties, leading to the finding that the contested design was applied to a part which necessarily formed part of a boiler intended for domestic use.

29. In the present case, none of the evidence — particularly the assessment in Decision ICD 8335 invoked by the applicant — compels the conclusion that, in the contested decision, the Board of Appeal erred in finding that the heat exchanger was necessarily part of a complex product, namely a boiler for domestic use.

30. In addition, it must be noted that, contrary to the applicant’s assertion, it is apparent from paragraph 39 of the contested decision that the Board of Appeal assessed whether a heat exchanger could be used in installations other than a boiler for domestic use and took the view that that could be the case. It considered, however, that, in the circumstances of the present case, the applicant had not provided proof of such use in respect of the heat exchanger to which the contested design is applied.

Vergelijkbare zaken; T-615/13 en T-616/13 en T-617/13

IEF 14577

Inbreuk op met sloophout gebouwd zitmeubilair Piet Hein Eek

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 20 januari 2015, IEF 14577; ECLI:NL:RBOBR:2015:283 (Piet Hein Eek Kuipstoel en Kruk)
Auteursrecht. Kort geding. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die daarbij zijn gemaakt. De kuipstoel en kruk van gedaagde zijn, gelet op de totaalindruk, geen oorspronkelijk werk en bovendien een bewerking of nabootsing van de werken van Eek. De vorderingen worden toegewezen.

Bescherming

4.8. Van belang is of Eek de Kuipstoel en de Kruk heeft gemaakt met een oorspronkelijk, eigen karakter en daarop een persoonlijk stempel heeft gedrukt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De Kuipstoel en de Kruk zijn meubelstukken waarbij de vormgeving in belangrijke mate het resultaat is van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten: de aanwezigheid van vier poten, een zitvlak (bij Kuipstoel en Kruk) en een rugleuning en armleuningen (bij Kuipstoel), waarvan de vormgeving doorgaans door de gebruiksbehoeften worden bepaald. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek echter onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die Eek heeft gemaakt en op hoofdpunten zijn opgesomd in r.o. 2.3. en 2.4. van het feitenoverzicht. Daarnaast heeft Eek ter zitting aan de hand van de door hem ter zitting getoonde Kuipstoel (in sloophout en wit) en Kruk nader toegelicht hoe hij tot dit ontwerp is gekomen door met name te benadrukken dat hij met zijn ontwerp manifest heeft willen laten zien hoe een product gemaakt wordt (“plankjes met schroeven in het zicht”) en de pragmatische overwegingen die hij hierbij heeft gemaakt (“form follows function”).

Inbreuk

4.12. Ter zitting heeft [de partner] aan de hand van de door hem vervaardigde kuipstoel en kruk - welsprekend - uiteengezet hoe hij tot deze ontwerpen is gekomen. [de partner] heeft met zijn ontwerpen getracht een robuuste, stoere, praktische en meegaande stoel te maken, die naar zijn beleving meer zitcomfort biedt dan de Kuipstoel en de Kruk van Eek. De verschillen tussen de beide Kuipstoelen en Krukken (Eek- [de partner]) waarop [de partner] uitvoerig heeft gewezen (hout 30 mm, geen sloophout, poten breder, onderste poot bevestigd op 2 leggers voor de extra stabiliteit, armleuning rond gefreesd, poten rond gefreesd, armleuningen lager, zithoogte lager, zitdiepte en breedte breder, afmeting zitvlak Kruk breder, houtsoort Kruk lariks) zijn evenwel niet in het oog springend. Het gaat bij de beoordeling niet om een minutieuze studie van de verschillen, maar om het totaalbeeld, voor zover dat wordt beïnvloed door de auteursrechtelijke beschermde trekken.

4.13. De verschillen zijn voor degene die, zoals de voorzieningenrechter, zojuist de beide makers een toelichting heeft horen en zien geven weliswaar waarneembaar, maar ondergeschikt aan het totaalbeeld, zodat deze geen afbreuk doen aan de overeenstemmende totaalindruk. Ter zitting werd het de voorzieningenrechter pas na de uitleg van Eek en [de partner] duidelijk welke Kuipstoelen/Krukken een “Eek” waren en welke een “[bedrijfsnaam]”. Hij werd vervolgens bij het uit elkaar houden geholpen door het feit dat partijen zo vriendelijk waren geweest de meubels van Eek rechts op te stellen en de meubels van [de partner]/[bedrijfsnaam] aan de linkerzijde. De omstandigheid dat [de partner] steeds een muntje in het hout bevestigt, waardoor het de consument duidelijk is dat hij te maken heeft met een [bedrijfsnaam]-product doet aan het vorenstaande onvoldoende af. Voorzover [de partner] hiermee heeft willen betogen dat er geen sprake is van verwarringsgevaar geldt dat het element van verwarring geen rol speelt in de benadering en beoordeling van de vraag of er sprake is van inbreuk op auteursrechten.

4.14. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de kuipstoel en de kruk zoals deze door [de partner] voor [gedaagde] zijn vervaardigd aan te merken als bewerking of nabootsing van de door auteursrecht beschermde werken van Eek/Piet Hein Eek B.V., zulks weliswaar in een enigszins afwijkende maatvoering en houtsoort, maar zonder ten opzichte daarvan als een nieuw, oorspronkelijk werk te kunnen gelden. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet goed denkbaar dat een ander, in dit geval [de partner], onafhankelijk van Eek bij het maken van een dergelijk werk tot hetzelfde resultaat zou zijn gekomen. De door [de partner] gegeven uitleg van de wijze waarop hij het (nieuwe) hout heeft bewerkt en heeft geverfd om het een “oude houtlook” te geven, bevestigt eerder het tegendeel van wat [de partner] ter zitting heeft betoogd, namelijk dat hij op geen enkele wijze aansluiting heeft willen beogen met het werk van Eek. Dat geldt zeker nu de Kuipstoel in sloophout van Eek nu juist onder meer faam ontleent aan het behoud door Eek van de versleten oorspronkelijke verflaag, terwijl ook niet in geschil is dat [de partner] het werk van Eek, als liefhebber ervan, kende.

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 14576

Grenzen aan bescherming – JE SUIS CHARLIE en FREEDOM OF SPEECH

Bijdrage ingezonden door Michiel Heffels, Spiegeler advocaten. De meest essentiële functie van een merk is de herkomst- en kwaliteitsfunctie. Als producten en diensten identificeerbaar zijn door een merk, kunnen ze van elkaar worden onderscheiden. Herkomst en kwaliteit van producten en diensten kunnen zo worden gegarandeerd.

 

Grote bedrijven hebben dikwijls marketeers die de opdracht hebben om een product of dienst op zo kort mogelijke termijn bekend te maken bij het publiek. Om dat doel te bereiken is het wel prettig als het te lanceren product of dienst op de markt kan worden gezet met gebruikmaking van een naam die iedereen onmiddellijk herkent. Zo kan het gebeuren dat een marketeer van een bekend telecombedrijf voor zijn nieuwe gecombineerde internet en telefonie-abonnement het teken INTERNET + BELLEN als merk in wil schrijven. Uiteraard komt een dergelijke aanvraag niet ver omdat het beschrijvend is.

Hetzelfde telecombedrijf lukte het echter wel om een ander woord- en beeldmerk als Benelux- en Europees ingeschreven te krijgen: FREEDOM OF SPEECH. Een alleenrecht voor de aanduiding van één van de belangrijkste grondrechten ten behoeve van de verkoop van telecomdiensten en gerelateerde hardware. Het moet niet gekker worden. Deze merkaanvraag werd echter wel gehonoreerd door het Benelux- en het Europese Merkenbureau die kennelijk niet beschikten over voldoende juridische instrumenten om het af te wijzen.

JE SUIS CHARLIE werd razendsnel een symbool voor diezelfde vrijheid van meningsuiting. Merkaanvragen voor het teken JE SUIS CHARLIE worden door het Franse Merkenbureau INPI echter niet in behandeling genomen. Volgens het INPI is het teken JE SUIS CHARLIE niet onderscheidend. De afsluitende zin in het persbericht is veelzeggend: “En effet, ce slogan ne peut pas être capté par un acteur économique du fait de sa large utilisation par la collectivité”.

Hiermee neemt het INPI meteen moreel stelling tegen degenen die de gebeurtenissen in Parijs misbruiken voor geldelijk gewin. De grens is bereikt. Hoog tijd om eens stil te staan bij de vraag of we niet al eerder te ver zijn doorgeschoten met de bescherming van intellectuele eigendom.

Michiel Heffels

IEF 14575

Appropriation art - mooie kunst, parodie of inbreuk

Bijdrage ingezonden door Quirijn Meijnen, LMO advocaten. Het oordeel van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen [IE-Forum.be - IEFbe 1158] in de zaak Van Giel tegen Tuymans illustreert de moeilijke omgang van het auteursrecht met “appropriation art”. Hoogstwaarschijnlijk zou een Nederlandse rechter ook hebben geoordeeld dat Tuymans inbreuk maakt op de auteursrechten van Van Giel.

In de Belgische procedure beriep Tuymans zich erop dat het schilderij van Jean Marie Dedecker gezien zou moeten worden als een “parodie”. Sinds het recente Suske & Wiske (Deckmyn) arrest van het Hof van Justitie van 3 september 2014 is duidelijk dat het gebruik van andermans (auteursrechtelijk) beschermde werk voor een parodie ook gebruikt mag worden indien de parodie geen verband houdt met het geparodieerde werk. Ruim baan voor de parodie [IEF 14169]! Zou het schilderij van de Belgische politicus Jean Marie Dedecker, geschilderd door Tuymans, aangemerkt kunnen worden als een parodie dan betekent dat een “safe haven”, en is er in beginsel geen sprake van auteursrechtinbreuk. Het –enigszins gezochte argument- van Tuymans is tegen die achtergrond ook begrijpelijk.

Tuymans had natuurlijk toestemming kunnen vragen aan Van Giel om het werk van Van Giel te gebruiken. Indien deze toestemming zou zijn verleend, zou er geen probleem zijn geweest. Het probleem ontstaat indien geen toestemming wordt verleend door de auteursrechthebbende. De kunstenaar wordt dan beperkt in zijn keuze om met bestaand auteursrechtelijk beschermd werk kunst te maken. Dit nu het auteursrecht geen uitzondering biedt voor “appropriaton art”. Is dat erg? Het kan zijn dat de samenleving op die manier mooie, interessante, uitdagende kunst wordt onthouden. Het doel van een appropriation kunstenaar is veelal om middels gebruikmaking van andermans werk commentaar op dat werk of de samenleving waaruit dat werk voortkomt te leveren. Maar dit hoeft natuurlijk niet altijd, het kan ook gewoon om het willen maken van “mooie” kunst gaan.

Zou het auteursrecht een uitzondering willen maken voor (geslaagde) “appropriation art”, dan zal dat niet makkelijk zijn, daar het vrijwel ondoenlijk is om geslaagde appropriaton art – in tegenstelling tot hetgeen als een parodie kwalificeert - op voorhand te definiëren. Uiteraard staat het een rechter - naar Nederlands recht - vrij om in voorkomende gevallen “appropriation art” als een “nieuw oorspronkelijk werk” in de zin van art. 13 Auteurswet aan te merken, zodat van inbreuk geen sprake is.

Quirijn Meijnen

IEF 14574

Deskundige vereist voor beoordeling bescherming kassasoftware

Rechtbank Midden-Nederland 24 december 2014, IEF 14574 (Tonit tegen CSIPOS)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen, BINGH advocaten. Auteursrecht. Software. Partijen zijn bij eerder tussenvonnis [IEF 14083] in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen of de betreffende kassasoftware al dan niet auteursrechtelijk beschermd is. De rechtbank acht comparitie noodzakelijk omwille van gebrek aan expertise en besluit dat een deskundige zal worden aangesteld.

2.11. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Zijn de softwareprogramma’s Ecash en/of Ecash Mobile, auteursrechtelijk beschermd, waarbij met “auteursrechtelijk beschermd” wordt gedoeld op het wettelijk kader (de Auteurswet), zoals hierboven in de kern is weergegeven onder 2.6. tot en met 2.9.?
2. Welke versie(s) van de softwareprogramma’s zijn onderzocht?
3. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, wilt u dan bij uw toelichting aangeven welke creatieve keuzes in de programmatuur te onderscheiden zijn?
4. Zijn er verder nog kwesties en omstandigheden die u bij bovengenoemde vraag van belang acht?
IEF 14573

The EP’s work on the Trade Secrets Directive – state of play and input from industry and experts

Wouter Pors, The European Parliament’s work on the Trade Secrets Directive – state of play and input from industry and experts, IEF 14573, IE-Forum.nl.
Een bijdrage ingezonden door Wouter Pors, Bird & Bird. The European Commission published a proposal for a Trade Secrets Directive in November 2013, following some in-depth studies on the legal protection of trade secrets in the Member States and discussions with stakeholders and experts [IEF 13607].  This proposal was discussed extensively with stakeholders, experts and the Member States, which resulted in an improved proposal that was adopted by the Council on 19 May 2014. (...)Presentations at the Committee on Legal Affairs hearing

(...) Presentation Wouter Pors - Protecting Trade Secrets – A practitioner’s perspective
(...) In my opinion, the proposed Trade Secrets Directive is a very important asset for the innovative European industry. With some tweaks it may create the best and most modern system available and thus may set an example for other countries and regions around the world. The sooner it will become available, the better, both for the industry and for practitioners.

Wouter Pors

IEF 14572

Verbod openbaarmaken privégegevens en bedreigende uitlatingen aan AvroTros-medewerkers

Hof Amsterdam 20 januari 2015, IEF 14572 (AvroTros tegen L.)
Uitspraak mede ingezonden door Bertil van Kaam en Nils Winthagen, Van Kaam. Uit het persbericht Hof: Het hof heeft vandaag geoordeeld dat L. geen privégegevens van medewerkers van de redactie van ‘Opgelicht’ en AvroTros openbaar mag maken. Het hof volgt hiermee een eerdere uitspraak van de rechtbank. Anders dan de rechtbank oordeelde het hof echter over de uitlatingen van L. Volgens het hof moeten deze als bedreigend worden aangemerkt en L. dient zich van verdere bedreigende uitlatingen richting medewerkers te onthouden.

Programma ‘Opgelicht’ plaatst dossier L. op website

Het televisieprogramma ‘Opgelicht’ van AvroTros besteedde in 2010 aandacht aan de werkwijze van L. bij de verkoop van zonnepanelen. Ook plaatste AvroTros een dossier over L. op de website van ‘Opgelicht’.

L. wil dat AvroTros zijn dossier van de website verwijdert. Om dat te bereiken zocht hij per email en telefonisch contact met medewerkers van de redactie van ‘Opgelicht’ en AvroTros.
Hierbij kondigde hij aan privégegevens van medewerkers op het internet te zullen plaatsen. Ook deed L. tegenover de medewerkers uitlatingen, die volgens het oordeel van het hof als bedreigend konden worden ervaren.
L. hoopte hiermee kracht bij te zetten aan zijn wens het dossier van de website verwijderd te krijgen.

Dwangsom
Het hof legt L. voor iedere overtreding van een verbod een dwangsom van  € 250,-- op, met een maximum van € 10.000,--.

IEF 14571

NUV blij met verbod van Hof tegen Tom Kabinet

Uit het persbericht NUV: Vandaag heeft het Hof Tom Kabinet verboden haar onrechtmatige handelwijze voort te zetten [IEF 14569]. Het overweldigende illegale aanbod op haar website en de onmogelijkheid van Tom Kabinet om daar daadwerkelijk iets tegen te doen vormen daarvoor voldoende grondslag.

Het argument van Tom Kabinet dat zij slechts een neutrale dienst aanbiedt, te vergelijken met Marktplaats, wordt door het Hof verworpen. Het Hof heeft ook duidelijk gesteld dat uitgevers en hun auteurs schade lijden als gevolg van de doorverkoop van illegale e-books via een website als Tom Kabinet.

Tijdens de zitting hebben het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), de Groep Algemene Uitgevers (GAU) en Media voor Vak en Wetenschap (MVW) laten zien hoe groot het aanbod van illegale e-books is op de website van Tom Kabinet en hoe eenvoudig het is om deze aan te bieden. Ook vandaag bleek dat er nog steeds aanbieders zijn met meer dan duizend e-books en dat een verkoper een en hetzelfde e-book, waarvan niet eens een legale versie bestaat, drie keer aanbiedt.

Het NUV, de GAU en MVW zijn dan ook blij dat het Hof aan deze praktijken een einde heeft gemaakt.