Mediarecht  

IEF 15758

Verwijdering en verbod openbaarheid brengen wraakporno

Rechtbank Gelderland 29 feb 2016, IEF 15758; ECLI:NL:RBGEL:2016:1188 (Dreigen met wraakporno), https://www.ie-forum.nl/artikelen/verwijdering-en-verbod-openbaarheid-brengen-wraakporno

Vzr. Rechtbank Gelderland 29 februari 2016, IEF 15758; ECLI:NL:RBGEL:2016:1188 (Dreigen met wraakporno)
Mediarecht. Man en vrouw hebben een relatie gehad. De man zou na het einde van de relatie (dreigen met) filmpjes en foto’s die in de privésituatie van partijen zijn (op)genomen en waarop seksuele handelingen van partijen zichtbaar zijn, openbaar hebben gemaakt door deze op Facebook en YouTube te plaatsen. Ook zou de man op naam van de vrouw nepaccounts op Facebook en Viber hebben aangemaakt. De vrouw stelt dat de man aldus onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en vordert verwijdering van de filmpjes/foto’s, alsmede een verbod tot het plaatsen van dergelijke filmpjes en foto’s en een verbod tot het op haar naam aanmaken van accounts op social media. Vorderingen toegewezen.

 

IEF 15756

Verbod op uitingen dat de Dopper schuldig is aan plagiaat, auteursrechtinbreuk of illegale kopie

Rechtbank Noord-Holland 11 mrt 2016, IEF 15756; ECLI:NL:RBNHO:2016:1879 (Dopper), https://www.ie-forum.nl/artikelen/verbod-op-uitingen-dat-de-dopper-schuldig-is-aan-plagiaat-auteursrechtinbreuk-of-illegale-kopie

Vzr. Rechtbank Noord-Holland 11 maart 2016, IEF 15756; ECLI:NL:RBNHO:2016:1879 (Dopper)
Rechtspraak.nl De voorzieningenrechter is van oordeel dat de uitlatingen van gedaagde aan het adres van Dopper moeten worden gekenschetst als een ongenuanceerd mengsel van suggestieve, grove beweringen en (veelal) zeer stellige en als feit geponeerde beschuldigingen. Daar komt bij dat de uitlatingen van gedaagde niet alleen gericht zijn tot Dopper en/of diens eigenaar, maar in hoofdzaak tot derden die in het geheel niets met de vermeende auteursrechtinbreuk door Dopper te maken hebben. Enige overdrijving is, afhankelijke van context, vooral in columns weliswaar een toelaatbaar geacht stijlmiddel om nadruk op de inhoud te geven, maar een stellig statement dat iets plagiaat is of “stolen” is, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake is, kan niet als overdrijving worden beschouwd.

IEF 15754

CvdM verlaagt boete voor Heel Holland Bakt

CvdM 23 feb 2016, IEF 15754; 633609/664732 (Omroep Max - Heel Holland Bakt), https://www.ie-forum.nl/artikelen/cvdm-verlaagt-boete-voor-heel-holland-bakt

CvdM beslissing op bezwaar 23 februari 2016, IEF 15754 (Omroep Max - Heel Holland Bakt)
Het Commissariaat heeft de boete die het heeft opgelegd aan Omroep MAX voor overtreding van het dienstbaarheidsverbod naar aanleiding van een Heel Holland Bakt-productlijn [IEF 14834] verlaagd van 162.000 euro naar 145.800 euro. Dat heeft het Commissariaat besloten in de beslissing op het bezwaar dat Omroep MAX had gemaakt tegen de boete. Omroep MAX heeft in zijn bezwaar aangevoerd dat hij zich heeft ingespannen om zogenoemde aanhakende reclame te voorkomen. Ook heeft zij Omroep MAX voor de resterende duur van de licentieovereenkomst aanvullende afspraken gemaakt van Heel Holland Bakt een clausule opgenomen die toekomstige overtredingen van het dienstbaarheidsverbod moeten voorkomen. Deze maatregelen inspanningen van Omroep MAX zijn voor het Commissariaat aanleiding geweest om de boete te verlagen.

IEF 15749

Uitspraak ingezonden door Frits Gerritzen, Allen & Overy.
 

Consumentenbond geen spoedeisend belang bij stagefright lek smartphones

Rechtbank Amsterdam 8 mrt 2016, IEF 15749; ECLI:NL:RBAMS:2016:1175 (Consumentenbond tegen Samsung), https://www.ie-forum.nl/artikelen/consumentenbond-geen-spoedeisend-belang-bij-stagefright-lek-smartphones

Vzr. Rechtbank Amsterdam 8 maart 2016, IEF 15749; IT 2005; ECLI:NL:RBAMS:2016:1175 (Consumentenbond tegen Samsung)
Consumentenbond vordert dat Samsung informatie over het stagefright lek te geven en het lek te dichten voor haar modellen en een security update beschikbaar te stellen. Er is geen bewijs dat er ook maar één smartphone van Samsung buiten de testomgeving is gehackt, er is geen zodanig acuut risico voor Samsungsmartphonegebruikers. De Consumentenbond toont onvoldoende het spoedeisend belang aan en de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

IEF 15744

Uitspraak ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

Boek over Rabobank mag onverkort worden gepubliceerd

Hof Den Haag 8 mrt 2016, IEF 15744; ECLI:NL:GHDHA:2016:446 (Stichting Restschuld Eerlijk Delen tegen Rabobank), https://www.ie-forum.nl/artikelen/boek-over-rabobank-mag-onverkort-worden-gepubliceerd

RED is een stichting die opkomt voor mensen die door toedoen van hun bank in de problemen zijn geraakt. Er wordt een boek aan de pers gepresenteerd. Rabobank vordert een gebod aan RED c.s. om het drukken, vermenigvuldigen en verspreiden van de huidige inhoud van het boek, omdat er namen van (oud-) medewerkers van Rabobank in staan, en een geluidsopname en brief van de website te verwijderen. Het Hof oordeelt dat de door Rabobank genoemde passages in het boek zo vaag zijn en onuitgesproken dat de lezer geen of weinig waarde daaraan zal kunnen hechten en dat het Hof niet kan lezen dat de bank of haar oud-medewerkers worden beschuldigd van diefstal, misleiding en/of intimidatie. De achterkant van de omslag van het boek wekt echter wel de suggestie van diefstal, misleiding en/of intimidatie door Rabobank. Het is niet concreet gemaakt dat de werknemers hinder ondervinden, de verwijten zijn niet zo ernstig. Aan de vrijheid van meningsuiting van RED wordt een groter gewicht gehecht dan dat in dit geval toekomt aan het recht op goede naam/eerbiediging van persoonlijke levenssfeer van de werknemers van Rabobank.  De vorderingen van Rabobank worden afgewezen.

IEF 15743

Uitspraak ingezonden door Michiel Coops, ABC Legal.

Geen rectificatie voor bericht over in scene gezette televisieroof

Rechtbank Amsterdam 4 mrt 2016, IEF 15743; ECLI:NL:RBAMS:2016:1320 (Plasmavisie tegen SSPOMN/Rtv Utrecht), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-rectificatie-voor-bericht-over-in-scene-gezette-televisieroof

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 maart 2016, IEF 15743; ECLI:NL:RBAMS:2016:1320 (Plasmavisie tegen SSPOMN)
Mediarecht. Plasmavisie is een speciaalzaak voor visuele en audiovisuele apparatuur. Vennoten van Plasmavisie hadden aangifte gedaan van een gewapende roofoverval waarbij honderden televisies zouden zijn gestolen. Later blijkt dat deze overval in scène was gezet door de eigenaren. Plasmavisie vordert onder andere Rtv Utrecht te bevelen om een rectificatie te plaatsen onder de kop "rectificatie televisieroof elektronicawinkel te Barneveld" en dat Rtv Utrecht publicaties over de overval verwijdert uit de zoekresultaten van online zoekmachines omdat Rtv Utrecht volgens Plasmavisie geen hoor-en wederhoor heeft toegepast en zich schuldig maakt aan onzorgvuldige journalistiek. De rechter oordeelt dat het rectificeren en aanschrijven van de zoekmachines een beperking zal vormen van artikel 10 lid 1 EVRM en dat de publicaties van Rtv Utrecht rechtvaardig waren omdat het bericht afkomstig was van een overheidsorgaan (de politie) en dan hoeft er geen zelfstandig onderzoek gedaan te worden naar de juistheid van dat bericht. Overigens rust er bij Rtv Utrecht geen rechtsplicht om de berichtgeving aan te passen omtrent Plasmavisie, deze verplichting zou een te erge inbreuk vormen op haar journalistieke vrijheid. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen van Plasmavisie c.s.

IEF 15727

EHRM benadrukt belang van bescherming bronnen en klokkenluiders

EHRM 19 januari 2016, IEF 15726 (Görmüs e.a. tegen Turkije)
Met samenvatting van Emiel Jurjens, Kennedy Van der Laan/Mediareport. Deze recente uitspraak van het EHRM draait om een artikel in het Turkse tijdschrift Nokta uit 2007, waarin onthuld werd dat het Turkse leger een systeem van classificatie van journalisten hanteerde waarin deze als ‘favourable’ of ‘hostile’ werden aangemerkt. ‘Hostile’ journalisten werden uitgesloten van deelname aan activiteiten van het Turkse leger. Na publicatie trof het Turkse leger vergaande maatregelen tegen Nokta, met als doel de identiteit van de bronnen van het artikel te achterhalen. Het EHRM oordeelt (arrest in het Frans, samenvatting -pdf- in het Engels) dat Turkije daarbij de rechten van de betrokken journalisten onder artikel 10 EVRM heeft geschonden.

De scoop van Nokta was gebaseerd op vertrouwelijke documenten van het Turkse leger zelf, die door een klokkenluider aan Nokta waren verstrekt. Na de publicatie viel het leger onaangekondigd binnen bij Nokta en nam het kopieeen van de vertrouwelijke documenten in beslag. Ook werden forensische kopieen gemaakt van gegevens op 46 computers op de redactie. Hoofdredacteur Görmüş en verschillende bij de zaak betrokken onderzoeksjournalisten maakten daarop bezwaar bij de Turkse rechter, maar deze keurde de gang van zaken goed en verwierp tot in hoogste instantie het beroep.

Het EHRM begint de gebruikelijke belangenafweging met een onderzoek of het gewraakte artikel bijdraagt aan een ‘public debate’. Dat is al snel duidelijk: het artikel handelde over de rol en de handelswijze van het Turkse leger in de Turkse samenleving, waarmee het zonder meer bijdraagt aan een debat van ‘public interest’.

Daarop volgt een belangenafweging tussen enerzijds het recht op bronbescherming en de bescherming van klokkenluiders (in het Frans prachtig “lanceurs d’alerte”), en anderzijds het feit dat de informatie als vertrouwelijk was aangemerkt en het gegeven dat het vertrouwen in de overheid beschermenswaardig is.

Het EHRM oordeelt dat de handelswijze van de Turkse overheid zeer verstrekkend was. De journalisten hadden bij de inval meteen kopieën verstrekt van de documenten die zij van de klokkenluider hadden gekregen: niettemin werden alsnog grote hoeveelheden data in beslag genomen. Dit alles met het doel (impliciet danwel expliciet) om achter de identiteit van de klokkenluider te komen. Deze interventie was dermate zwaar dat het EHRM oordeelt dat zij een groot chilling effect heeft gehad op potentiële bronnen die de pers willen helpen om misstanden in het leger aan de kaak te stellen.

Het EHRM oordeelt voorts uitdrukkelijk dat artikel 10 EVRM bescherming biedt aan klokkenluiders, ook als deze in publieke dienst zijn. Het EHRM heeft daarvoor een vast toetsingskader ontwikkeld (zie in dit kader J.P. van den Brink en E.W. Jurjens, “Bescherming van klokkenluiders onder artikel 10 EVRM”, NTM 2015-1 en MR 2015-042 en het Guja/Moldavië-arrest, nr. 14277/04).

Eén van de relevante factoren daarbij kan zijn of er gebruik is gemaakt van interne procedures om de misstand aan de kaak te stellen binnen de organisatie waar de klokkenluider werkt voordat deze naar de pers stapt. In dit geval merkt het EHRM echter op dat de Turkse wet niet voorziet in dergelijke procedures. Om die reden komt het EHRM tot het oordeel dat het de journalisten niet tegengeworpen mag worden dat de klokkenluider niet eerst bij zijn meerderen had aangeklopt voordat hij of zij Nokta benaderde.

Vervolgens besteedt het EHRM aandacht aan het gegeven dat de stukken die Nokta in handen had gekregen als vertrouwelijk waren aangemerkt. Gezien het stukken betreft over de interne organisatie van het leger geeft het EHRM toe dat dit vertrouwelijke karakter “a priori justifié” zou kunnen zijn. Echter, dergelijke vertrouwelijkheid is niet absoluut en dient niet koste wat kost gehandhaafd te worden. Het EHRM is er niet van overtuigd dat er een goede reden bestond om de documenten als vertrouwelijk aan te merken. Allereerst omdat de publicatie van de stukken niet tot negatieve gevolgen had geleid, maar ook omdat het aanmerken als vertrouwelijk van documenten waaruit discriminatie van overheidswege blijkt niet gerechtvaardigd is.

Ook het andere argument van de Turkse Staat – dat het van belang is om het vertrouwen in overheidsinstanties, in casu het leger, te bewaren – verwerpt het EHRM. Dit kan een relevante factor zijn, maar in dit geval oordeelt het EHRM dat er dermate een groot belang bij de misstand die wordt blootgelegd in het artikel is dat dit zwaarder weegt dan het behouden van publiek vertrouwen in het leger.

Gezien het zwaarwegende publieke belang bij publicatie van het artikel en de disproportionaliteit van de handelswijze van de Turkse overheid enerzijds, en de beperkte belangen bij vertrouwelijkheid en het in standhouden van het vertrouwen in de overheid anderzijds, oordeelt het EHRM dat de Turkse Staat inbreuk heeft gemaakt op artikel 10 EVRM.

IEF 15709

Dooronderhandelen en rectificeren van mededeling ongecontracteerde zorglevering

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 24 december 2015, IEF 15709; ECLI:NL:RBMNE:2015:9415 (Zuidoost Kliniek tegen Zilveren Kruis c.s.)
Mediarecht. Dooronderhandelen. Zuidoost Kliniek is een kleinschalige zelfstandige gynaecologische polikliniek in Amsterdam. De voorzieningenrechter gebiedt Zilveren Kruis met Zuidoost Kliniek op objectieve en transparante wijze verder te onderhandelen over een overeenkomst met omzetplafond voor 2016 ten aanzien van het volledige zorgaanbod zoals gecontracteerd in 2015 en hangende deze onderhandelingen de zorg die haar verzekerden bij Zuidoost Kliniek afnemen per zorgprestatie te vergoeden tegen de tarieven zoals die voor 2015 zijn overeengekomen. Zilveren Kruis moet haar mededelingen rectificeren dat er ongecontracteerd zorg wordt geleverd zowel op haar website als in een brief aan alle huisartsen in Amsterdam.

De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt Zilveren Kruis met Zuidoost Kliniek op objectieve en transparante wijze verder te onderhandelen over een overeenkomst met omzetplafond voor 2016 ten aanzien van het volledige zorgaanbod van Zuidoost Kliniek zoals gecontracteerd in 2015 en hangende deze onderhandelingen de zorg die haar verzekerden bij Zuidoost Kliniek afnemen per zorgprestatie te vergoeden tegen de tarieven zoals die voor 2015 zijn overeengekomen,

5.2. gebiedt Zilveren Kruis binnen één werkdag na de datum van dit vonnis tot rectificatie van haar mededelingen over de door haar gepubliceerde gecontracteerde aanbieders als volgt:
het publiceren van de volgende tekst bovenaan de thuispagina’s van haar website(s) voor verzekerden en verwijzers op een duidelijke plek, per door Zilveren Kruis gehanteerde handelsnaam/label en in een leesbaar lettertype, en gedurende twee maanden gepubliceerd te houden:
“[Label van Zilveren Kruis] heeft eerder gecommuniceerd dat zij de Zuidoost Kliniek, die in Amsterdam Zuidoost gynaecologische zorg levert, niet heeft gecontracteerd. Door de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland is in zijn uitspraak van
24 december 2015 bepaald dat [label van Zilveren Kruis] verder moet onderhandelen met Zuidoost Kliniek over een contract betreffende 2016 en hangende deze onderhandelingen de zorg die haar verzekerden bij Zuidoost Kliniek afnemen moet blijven vergoeden.”
“[Label van Zilveren Kruis] en Zuidoost Kliniek zijn met inachtneming van de instructies van de voorzieningenrechter in overleg over het alsnog sluiten van een overeenkomst voor 2016. In afwachting van het afronden van deze onderhandelingen kunt u voor gynaecologische zorg bij Zuidoost Kliniek terecht, ook in 2016.”
IEF 15721

HvJ EU: Sponsorlogo's in andere programma's tellen wel, maar zwarte seconden tellen niet mee in maximumreclamezendtijd per klokuur

HvJ EU 17 februari 2016, IEF 15720; C-314/14; ECLI:EU:C:2016:89 (Sanoma - Nelonen Media)
Mediarecht. Zie eerder: IEF 14233. Richtlijn 2010/13/EU. Artikel 19, lid 1. Scheiding van de televisiereclame en de programma’s. Opgedeeld scherm - Artikel 23, leden 1 en 2 - Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20% per klokuur - Sponsorboodschappen - Andere verwijzingen naar een sponsor - ‚Zwarte seconden’. Het HvJ EU antwoordt:

1) Artikel 19, lid 1, van [richtlijn audiovisuele mediadiensten 2010/13/EU], moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch middel, mits een dergelijk middel om te scheiden – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren – op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

2) Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, zoals die in het hoofdgeding, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

3) Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2010/13 moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, niet alleen dat het zich er niet tegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook dat het gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

Gestelde vragen IEF 14233:

1) Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm noch daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

 

2) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan de gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als ‚reclamespots’ in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moeten worden meegerekend?

 

3) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip ‚reclamespots’ in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel ‚mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen’ ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de ‚zwarte seconden’ tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?

IEF 15720

Onrechtmatige uiting directeur IND jegens Eritrese tolken

Vrz. Rechtbank Amsterdam 24 februari 2016, IEF 15720 (Tolken tegen IND)
Uitspraak ingezonden door Quirijn Meijnen, Leopold Meijnen Oosterbaan Advocaten. Onrechtmatige publicatie. Eisers zijn afkomstig uit Eritrea en werkzaam als tolk voor de IND. De directeur van IND heeft in NRC Handelsblad de uitspraak gedaan dat eisers zijn weggestuurd bij de IND, omdat zij banden zouden hebben met het regime van Eritrea. De uitlating van de directeur van de IND vindt onvoldoende steun in de feiten en wordt onrechtmatig geacht. Niettemin zal de vordering tot rectificatie worden afgewezen, omdat dit meer verwarring zou zaaien dan zou rechtzetten. Eisers zijn daarnaast voldoende gerehabiliteerd, doordat zij in de toekomst naar dit vonnis kunnen verwijzen.

4.4 "Een sterke schijn van betrokkenheid bij het regime” is inderdaad niet hetzelfde als "banden met het regime". "Banden met het regime” duidt op daadwerkelijke betrokkenheid, terwijl volgens het rapport van de IND en de daarop gebaseerde brieven 'slechts’ sprake is van de (sterke) schijn van betrokkenheid. In zoverre vindt de uitlating van gedaagde onvoldoende steun in de feiten en wordt deze onrechtmatig geacht jegens eisers. Gedaagde (dan wel de IND) kunnen hierop worden aangesproken, omdat uit de onder 2.13 geciteerde e-mailcorrespondentie volgt en ook niet door de IND is weersproken dat gedaagde en zijn woordvoerder de tekst van het interview van tevoren onder ogen hebben gekregen en hebben goedgekeurd. Gedaagde heeft daarmee de bewoordingen in het interview tot de zijne gemaakt. Dit laatste geldt overigens niet voor de zinsnede "Dat vond ik heel erg”, omdat die (volgens de verklaring van de IND ter zitting) niet voorkwam in de door de IND goedgekeurde concepttekst.

4.5 Niettemin zal de vordering tot rectificatie worden afgewezen. Wil een eventuele rectificatie een juist beeld geven, dan zal daarin niet alleen moeten staan dat de IND in het interview ten onrechte heeft beaamd dat eisers banden hebben met het regime in Eritrea, maar ook dat de IND is gebleken van een sterke schijn van betrokkenheid van eisers bij het regime. En dergelijke rectificatie zou bijna vijf maanden na publicatie van het interview meer verwarring zaaien dan rechtzetten. Daarbij is van belang - en wordt hier nog eens met zoveel woorden vermeld - dat de IND ter zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat uit de onderzoeken niet naar voren is gekomen dat eisers banden hebben met het Eritrese regime, noch dat zij in concrete gevallen informatie hebben doorgespeeld aan dat regime, of dat zij anderszins in de uitoefening van hun functie als tolk niet integer zouden hebben gehandeld. Eisers kunnen de beschuldiging dat zij banden hebben met het regime in de toekomst dan ook weerleggen door naar dit vonnis te verwijzen, waarmee zij voorshands voldoende zijn 'gerehabiliteerd'.