Handelsnaamrecht  

IEF 2451

Koophuis

Gerechtshof Arnhem, 25 juli 2006, LJN: AY5841. Koophuis Nederland B.V. tegen Geïntimeerde. Kort maar krachtig arrest over de handelsnamen Koophuis en KoophuisMarkt

Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank: In (...) het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter het beroep door Koophuis Nederland op bescherming uit hoofde van artikel 5 van de Handelsnaamwet met betrekking tot haar handelsnaam koophuis en haar domeinnaam koophuis.nl verworpen.

(...) In rov. 3.8 wordt geoordeeld dat de handelsnaam koophuis uit één algemeen gangbaar woord bestaat, dat het gebruik van zulk een in het normale taalgebruik gangbaar en min of meer beschrijvend woord, koophuis, als handelsnaam, ertoe leidt dat deze handelsnaam weinig tot geen onderscheidend vermogen heeft, dat de aan de handelsnaam koophuis toe te kennen bescherming derhalve niet groot is, in die zin dat niet al te snel kan worden geoordeeld dat van verwarringsgevaar sprake is wanneer een andere onderneming het woord koophuis met een toevoeging in haar handelsnaam opneemt, alsmede dat een andere opvatting ertoe zou leiden dat Koophuis Nederland een algemeen gangbaar woord als koophuis zou (kunnen) monopoliseren.

In het licht hiervan, aldus de voorzieningenrechter in rov. 3.9 van het bestreden vonnis, dient aan het door geïntimeerde aan het woord koophuis toegevoegde woord markt relevante betekenis te worden toegekend, in dier voege dat dit meebrengt dat het niet voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal beslissen dat bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is, op de grond dat door geïntimeerde gevoerde handelsnaam KoophuisMarkt in onvoldoende mate afwijkt van de door Koophuis Nederland gevoerde handelsnaam koophuis." De voorzieningenrechter overweegt dat dit evenzeer geldt voor de door partijen (geïntimeerde respectievelijk Koophuis Nederland) als handelsnaam gevoerde domeinnamen koophuismarkt.nl en koophuis.nl. Het hof verenigt zich met deze overwegingen van de rechtbank.

Tevens neemt het hof aan dat, gelet op de bestrijding door geïntimeerde, in dit kort geding niet als voorlopig oordeel worden aangenomen dat van daadwerkelijke verwarring, zoals Koophuis Nederland betoogt, sprake is. Het hof bekrachtigt aldus het vonnis waarvan beroep.

Lees het arrest hier.

IEF 2449

Naamgever

Rechtbank Haarlem, 5 juli 2006, HA ZA 05-1450. L* c.s. tegen L* c.s. Interessant vonnis over schending van een geheimhoudings – en relatiebeding na de verbreking van een samenwerking en over de vraag of het gebruik van de naam van de oorspronkelijke naamgever in emailverkeer kan worden beschouwd als het voeren van een handelsnaam.

L* beëindigde in  december 2004 de samenwerking met L* en N* met de ondertekening van een vaststellingsovereenkomst. Op basis van deze overeenkomst is het L* en N* verboden de naam L* als handelsnaam en/of domeinnaam in welke vorm dan ook te hanteren. Daarnaast bevat de vaststellingsovereenkomst ook een geheimhoudings - en relatiebeding.

L* begint in 2005 voor zichzelf met P*.. Op de website van P* kondigt L* onder meer aan dat hij “Na ruim 10 jaar betrokken te zijn geweest als oprichter/eigenaar/naamgever en later als Managing Partner bij L* B.V. heeft hij besloten om zijn jarenlange specialisatie op het gebied van werving, selectie en executive search als core-competentie centraal te stellen en de volle aandacht te geven om daarmee het hoge kwaliteitsniveau dat voor deze activiteiten is vereist te kunnen blijven garanderen“. Onder de tab “laatste nieuws” staat: “P* is een doorstart van G. F. L*”. Onder dit kopje zet L* uiteen waarom hij voor zichzelf is begonnen.

In april 2005 heeft L* vanaf zijn e-mailadres gfl*@****.nl een mailing verzonden aan onder meer drie relaties die voorkomen op de L*-lijst. De contactpersoon bij S* heeftop deze e-mail op 28 april 2005 gereageerd met de tekst: “Hoe is het met je? Ik zie opeens geen L* meer. Wat is er gebeurd? Kan het interessant zijn om mijn CV bij jullie in het bestand te plaatsen?”

L* heeft hierop gereageerd: “Uw reactie is niet geheel onbegrijpelijk. Ik heb als oprichter/eigenaar en later als Partner per 1 januari jl. afscheid genomen van L* om onder de naam P*  B.V. een herstart te maken met professionele arbeidsbemiddeling. De redenen hierachter zijn er een aantal, doch de belangrijkste is dat mijn opvattingen betreffende het kwaliteitsniveau van de dienstverlening niet door mijn partners werd gedeeld. De versnippering van de activiteiten over te veel verschillende soorten dienstverlening is hier mede debet aan. Dan rest slechts een oplossing en dat is apart van elkaar verder. Dat men nog steeds de naam L*  voert is een juridische consequentie geweest, doch in moreel opzicht verre van netjes. De markt reageert daar dan ook heel vreemd op, doch dat is verder hun zaak”. De contactpersoon van S*  heeft deze mail aan L*  doorgestuurd.

Volgens de rechtbank is de naamsvermelding in de e-mail niet in strijd met het verbod tot het voeren van de handelsnaam. “De omstandigheid dat bij het versturen van een e-mail de naam van de verzender bij de ontvanger in beeld komt, in dit geval de eigen naam G.F. L*  is in het e-mailverkeer niet ongebruikelijk en kan niet leiden tot de conclusie dat L* onder de handelsnaam L* naar buiten is getreden.”

Er is wel sprake van schending van het relatiebeding. “Hoewel de mailing en het ontwerp van de bijlage op zich niet als wervend voor L* s eigen bedrijf zijn te beschouwen, is het enkele feit dat L* met deze mail cliënten van L*, die op de L*-lijst voorkomen, heeft benaderd, reeds een overtreding van het relatiebeding.”

Het is L* op grond van het geheimhoudingsbeding is toegestaan om in neutrale bewoordingen mededelingen te doen aangaande zijn vertrek bij L*. In casu is dat echter niet altijd het geval.

De rechter matigt de boetes, omdat het aannemelijk is dat de schade, zoals die door L* wordt vastgesteld, gering zal zijn. De rechtbank acht het niet nodig dat L*, N* en P* worden verboden zich in de toekomst te zullen moeten onthouden van het expliciet refereren aan L*. In de vaststellingsovereenkomst is een dergelijk verbod al geregeld. Dat geldt ook voor de gevorderde dwangsommen.

Lees het vonnis hier

IEF 2412

Slechts als adres

Rechtbank Zwolle, 20 juni 2006, KG ZA 06-185. Vastgoed Zwolle B.V. tegen Arnold van Born B.V. en de heer Van Born (Met dank aan Ernst-Jan van de Pas, Dirkzwager Advocaten & Notarissen).

Handelsnaaminbreuk of onrechtmatig handelen door het gebruik van de domeinnaam vastgoedzwolle.nl?

Vastgoed Zwolle koopt, verkoopt, ontwikkelt en bemiddelt sinds 1978 in vastgoed. Op 1 augustus 2005 is de domeinnaam ‘www.vastgoedzwolle.nl’ vastgelegd op naam van Van Born. Vastgoed Zwolle heeft vervolgens, bij brief van 17 februari 2006 aan voornoemd adres, verzocht het gebruik van de domeinnaam ‘www.vastgoedzwofle.1’ te staken en gestaakt te houden. Van Bom in heeft aangegeven niet op dit verzoek te zullen ingaan.

Vastgoed Zwolle vordert onder meer staking van het gebruik van de domeinnaam en de overdracht daarvan. Vastgoed Zwolle grondt haar vordering - kort samengevat - op de stelling dat de door Arnold van Born c.s. gebruikte handelsnaam danwel domeinnaam www.vastgoedzwolle.nl inbreuk maakt op de oudere handelsnaam van Vastgoed Zwolle, te weten Vastgoed Zwolle B.V.. Het voorgaande is in strijd met artikel 5 van de Handelsnaamwet en onrechtmatig jegens Vastgoed Zwolle B.V.

Vastgoed Zwolle wordt jegens de B.V. van Van Born niet-ontvankelijk verklaard, omdat de B.V. de domeinnaam niet bezigt.

Vervolgens is de heer Van Born aan de beurt. Bekeken moet worden of er sprake is van het gebruik van de domeinnaam www.vastgoedzwolle.nl als handelsnaam. De Voorzieningenrechter vindt van niet. Daartoe is het volgende redengevend.

“Allereerst wordt overwogen dat de domeinnaam wwwvastgoedzwolle.nl, mede gelet op het beschrijvende karakter van deze naam enkel slechts als ‘adres’ van de onderneming kan worden aangemerkt en niet tevens als handelsnaam. In dit verband is van belang dat de betreffende website prominent de naam ‘van Bom’ vermeldt. De conclusie hieruit is dat, voor zover Van Bom zich op haar website onder enige handelsnaam aan het publiek bedient, dit de naam ‘van Bom’ is.

Voorts wordt de naam (www.)vastgoedzwolle.nl’ op het briefpapier en op affiches en andere reclame-uitingen van Van Bom vermeld. Nu op deze uitingen echter naast voornoemde naam steeds prominent de naam ‘van Bom’ wordt vermeld en er in het briefpapier wordt verwezen naar de website www.vanborn.nl en het e-mail adres info@vanborn.nl kan ook op grond hiervan niet worden geconcludeerd dat ‘(www)vastgoedzwolle.nl’ door Van Bom als handelsnaam wordt gebruikt. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de handelsnaamrechtelijke grondslag de vorderingen van Vastgoed Zwolle niet kan dragen.”

Ook wordt het gebruik van de domeinnaam niet onrechtmatig geacht, omdat onvoldoende aannemelijk is dat het publiek door het gebruik verward wordt. In dit verband is van belang dat door Van Bom naast de naam (www.)vastgoedzwolle.nl steeds de naam ‘van Bom’ wordt gebruikt, alsmede het beschrijvende karakter van voornoemde (domein)naam.

Lees het vonnis hier.

IEF 2402

Meeliften naar de zon

Adformatie.nl bericht dat “Reisorganisatie Vacansoleil wil dat concurrent Otahal stopt met het gebruik van de handelsnaam Campingholidays. De twee bedrijven stonden gisteren voor de rechter in een kort geding. De uitspraak is op 8 augustus.

Vacansoleil zegt miljoenen te stoppen in reclamecampagnes, sponsorcontracten en een tv-programma op RTL4 om haar ‘Camping Holidays’ bekend te maken onder een groot publiek. Dit gebeurt sinds 2000. Otahal heeft twee jaar geleden haar naam veranderd in Campingholidays-vvo Nederland en daarmee lift zij volgens de raadsman mee op het succes van Vacansoleil.  Wie de websites via Google opzoekt en het woord campingholidays (zonder spatie) intikt, krijgt als eerste de website van Otahal te zien en dat wil Vacansoleil niet.”

Lees hier meer.

IEF 2368

Geschikt

Een klassiek voorbeeld van hoe je op basis van enkel een handelsnaam en eind kunt komen in een geschil is de zaak tussen Hotel Arena en Amsterdam ArenA.

In 1996 werd het multifunctionele bouwwerk en thuishaven van voetbalclub Ajax geopend. Voorafgaand hieraan bogen diverse reclamebureaus zich over de naam van het stadion. Nadat de naam Amsterdam ArenA was gekozen, bleken er reeds ondernemers te bestaan die hun bedrijf ook Arena te hebben genoemd. Het betrof onder andere een pizzeria en Hotel Arena.

In een rechtszaak om de naam werd Hotel Arena in het gelijk gesteld. De zaak werd geschikt, maar over het schikkingsbedrag is lange tijd gezwegen. Nu is bekend gemaakt dat het om € 455.000 ging, een miljoen gulden. “We hebben het conflict geschikt omdat het veel meer zou kosten om een nieuwe naam en logo bekend te maken”, aldus woordvoerster Lucie Jansen van Velsen van Amsterdam ArenA.

Lees hier meer (zibb.nl)

IEF 2339

Zin in Sin in

Gerechtshof Amsterdam, 6 april 2006, LJN: AY3520. Sinin tegen Sky Holding B.V.

Hoger beroep kort geding, verbod van gebruik ‘Zinin’ als handelsnaam op webpagina. Zinin wijkt niet alleen door letters en lettervolgorde, maar ook door de uitspraak slechts in zeer geringe mate af van ‘Sinin’. Beide websites zijn gericht op het verkopen van (vakantie)reizen aan Nederlandstalig publiek via het internet.

Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft Sky Holding ten verwere aangevoerd dat niet zij maar Sky Tours de naam “Zinin” en het internetadres zinin.nl voert, zodat Sinin niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.

Uit een door Sky Holding zelf overgelegd uittreksel uit het handelsregister blijkt niet alleen dat zij enig aandeelhouder is van Sky Tours maar ook dat zij de bestuurder van die vennootschap is, en voorts dat beide vennootschappen een vrijwel gelijke handelsnaam bezigen. Nu deze vennootschappen dermate zijn verweven, en Sky Holding het als bestuurder van Sky Tours in haar macht heeft deze een eventueel veroordelend arrest te doen naleven, kan Sinin –gelijk de voorzieningenrechter heeft geoordeeld- in haar vordering worden ontvangen.

In het licht van de stellingen van partijen dient het hof te onderzoeken of de naam “Zinin” door Sky Holding en/of Sky Tours als handelsnaam wordt gebruikt.

Op de pagina zinin.nl worden diverse vakantiereizen aangeboden. De wijze waarop deze pagina is opgebouwd en de reizen worden aangeboden wekken, volgens het hof, de indruk dat een bedrijf Zinin deze reizen aanbiedt. Pas wanneer, zo heeft Sinin ook onbestreden aangevoerd, de contactgegevens worden aangeklikt blijkt uit een volgend scherm dat het hier gaat om het bedrijf Sky Tours. Door deze wijze van presenteren is het voorlopig oordeel gerechtvaardigd dat Sky Tours “Zinin” gebruikt als handelsnaam en niet enkel als internetadres.

Onbestreden is dat “Zinin” een jongere handelsnaam is dan de door Sinin gevoerde handelsnaam “Sinin”, en evenmin is bestreden dat Sinin –afgezien van de vormgeving van haar website, die thans echter niet aan de orde is- haar handelsnaam rechtmatig voert.

Voorts kan niet anders worden geoordeeld dan dat de handelsnaam “Zinin” niet alleen door de letters waaruit het woord bestaat en de lettervolgorde, maar ook door de uitspraak van het woord, slechts in zeer geringe mate afwijkt van de handelsnaam “Sinin”. Nu voorts de ondernemingen die onder de respectieve handelsnamen worden gedreven beide zijn gericht op het verkopen van (vakantie)reizen aan met name Nederlandstalig publiek via het internet -waardoor zij een gelijk verkoopgebied bestrijken- komt het hof tot de voorlopige conclusie dat bij het relevante publiek gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen bestaat.

Lees het vonnis hier.

IEF 2330

Overgaan tot executie

Rechtbank Almelo, 7 juli 2006, KG ZA 06-131,. Sport en Fitnmess H. Fridt V.O.F. tegen Life Fit Centre Hengelo B.V.

(Met dank aan Stefan Kukolja, Daniëls Huisman Advocaten)

Omdat Life Fit Centre Hengelo BV weigerde aan de beschikking van het gerechtshof te voldoen (eerdere berichten en uitspraken hier) , is een nieuw kort geding gestart, om een nieuwe dwangsom en  een ruimer verbod te krijgen - namelijk een verbod voor het gebruik van het woord ‘life’ in de promotie van Life Fit Centre Hengelo B.V.-  alsook een moderne veroordeling in de werkelijke proceskosten.

Een statutaire naam is ook een handelsnaam, domeinnaam en emailadres in handelsregister brengen het publiek niet in verwarring, maar moeten wel, net als Gouden Gids-vermelding wel met enige voortvarendheid worden verwijderd. Alle vorderingen worden toegewezen, zij het dat de werkelijke proceskosten slechts voor de helft hoeven worden vergoed.

“Aan de andere kant is voldoende aannemelijk geworden dat Fit Centre Westerrnaat — inmiddels — het nodige heeft gedaan om te voldoen aan de beschikking van het hof. Fridt heeft dit gegeven op zich ook niet betwist, maar stelt dat er nog steeds sprake is van voortdurende inbreuken op haar handelsnaam, althans van voortdurende onrechtmatig handelen aan de kant van Fit Centre Westerrnaat.

Ten eerste is daar het geschil over de statutaire naam van Fit Centre Westermaat. Ingevolge artikel 2:186 lid BW is Fit Centre Westermaat gehouden haar statutaire naam te vermelden in alle geschriften, gedrukte stukken en aankondigingen, waarin zij partij is of die van baar uitgaan. Dit brengt met zich mee dat haar onderneming tevens (mede) onder haar statutaire naam wordt gedreven. Die statutaire naam dient dan ook te gelden als een handelsnaam in de zin van artikel 1 Handelsnaamwet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter handelt Fit Centre Westermaat door het niet wijzigen van haar statutaire naam derhalve in strijd met de beschikking van het hof.

(…)De voorzieningenrechter overweegt dat enkele inschrijving in het handelsregister, zonder dat aannemelijk is geworden dat Fit Centre Westermaat naar buiten treedt met hetzij een dorneinnaam, hetzij een emailadres, niet leidt tot verwarring bij het grote publiek met mogelijke schade voor — in dit geval — Fridt als gevolg, liet is voorshands onaannemelijk dat het grote publiek zich bedient van het handelsregister om op die manier een geschikt fitnesscentrum te vinden. Veeleer is aannemelijk dat het grote publiek zich zal bedienen van allerlei (reclame)uitingen, met daarop de vermelding van website of emailadres.

De voorzieningenrechter is wel van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat Fit Centre Westerrnaat wegens de inschrijving in het handelsregister zich in de toekomst mogelijkerwijs opnieuw zal bedienen van de domeinnaam en/of het emailadres en daarom acht de voorzieningrechter een verbod terzake op zijn plaats. Het had immers op de weg van Fit Centre Westermaat gelegen om in ieder geval de vermelding in het handelsregister te laten verwijderen. Dat zij dit tot op heden niet heeft gedaan, geeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter te denken.

(…)Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is vast komen te staan dat Fit Centre Westermaat— weliswaar te laat — actie heeft ondernomen in de richting van Gouden Gids om de vermelding van haar handelsnamen in de virtuele Gouden Gids te laten verwijderen. Dit is ook gebeurd, zij het dat nog immer de kenmerken ‘Life, Life Fit en Life Fit Centre staan vermeld als kenmerken bij het zoekresultaat t Fit Centre Westermaat.

Het had naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van Fit Centre Westermaat gelegen om ook deze kenmerken te laten verwijderen. Hiervan is echter niet gebleken, ook niet in de overgelegde correspondentie tussen Fit Centre Westermaat en de Gouden Gids. In die zin heeft Fit Centre Westerrnaat derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ook thans nog niet voldaan aan de beschikking van het hof. De vorderingen van Fridt zullen dan ook worden toegewezen, zij het dat de
voorzieningenrechter aanleiding ziet om dc gevorderde dwangsommen te matigen.

Het niet voldoen aan de beschikking van het hof betreft immers een gedeeltelijk niet voldoen.Fit Centre Westerrnaat zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie. De voorzieningenrechter volgt Fridt daarbij in haar stelling dat de kosten van de procedure begroot dienen te worden conform meergenoemde richtlijn. In het licht van de richtlijn zal de rechter moeten komen tot een veroordeling van de redelijke en evenredige kosten, te toetsen aan de redelijkheid en billijkheid. Deze billijkheid zal een rol kunnen spelen wanneer er sprake is van een inbreukmaker te goeder trouw.

In een dergelijke situatie ligt een beperking van de proceskostenveroordeling tot hetgeen onder het huidige recht gebruikelijk is voor de hand. Wanneer er sprake is van grootschalige inbreuk dan wel piraterij ligt een volledige kostenveroordeling voor de band. Voor de inbreuken die daartussen liggen zal naar bevind van zaken gehandeld dienen te worden, waarbij de redelijke en evenredige kosten bepaald dienen te worden.

Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat een richtlijnconforme interpretatie van artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de onderhavige zaak ertoe leidt dat Fit Centre Westermaat veroordeelt dient te worden de helft van de werkelijk door Fridt gemaakte kosten te vergoeden. Hiervoor is van belang dat Fit Centre Westermaat ondanks dat zij daartoe ruimschoots de tijd heeft gekregen, tot op heden nog niet geheel heeft voldaan aan de beschikking van het hof, terwijl zij dit wel had kunnen — en ook moeten — doen.

De Reeconventionele vordering van Fit Centre Westermaat om Fridt te verbieden verdere c.q. nieuwe executiemaatregelen te treffen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te kwalificeren als een verkapt rechtsmiddel en dient reeds om die reden te worden afgewezen.

Bovendien heeft Fit Centre Westermaat nog niet geheel voldaan aan de beschikking van het hof, zoals in conventie reeds is overwogen. Daarom mocht en mag Fridt overgaan tot executie en is er tevens geen plaats om over te gaan tot matiging van de reeds verbeurde dwangsommen. Het is aannemelijk geworden dat Fit Centre Westermaat op het moment dat de termijn voor nakoming afliep, grotendeels nog niet had en thans gedeeltelijk nog niet heeft voldaan aan de beschikking van het hof.

Fit Centre Westermaat zal ook in reconventie als zijnde de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie buitengewoon nauw met elkaar zijn verbonden en daarmee de gemaakte kosten niet tot nauwelijks zijn te splitsen naar de procedure in conventie en in reconventie acht de voorzieningenrechter termen aanwezig om de kosten worden — mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen — aan de zijde van Fridt te begroten op nihil.

 

Lees het vonnis hier.

IEF 2274

Misbruik van spelfouten

Rechtbank Leeuwarden, 2 juni 2006, KG ZA 06-155. Fotox  B.V. tegen MijnAlbum V.O.F. c.s. (Met dank aan Maarten Russchen, Dommerholt)

De domeinnaam als handelsnaam. Typosquatting.

Eiseres gebruikt de domeinnaam fotoxs.nl. MijnAlbum heeft de domeinnamen foto-xs.nl en Photoxs.nl laten registreren en met een deeplink verbonden met mijnalbum.nl. De voorzieningenrechter Leeuwarden  is van oordeel dat daarmee inbreuk wordt gemaakt op de handelsnaamrechten van FotoXS.

“Nu MijnAlbum zich mede onder deze namen (photoxs.nl en foto-xs.nl – IEF) tot het publiek richt, is voldoende aannemelijk dat Mijn Album haar onderneming mede onder de namen photoxs en foto-xs voert, zodat deze als handelsnaam zijn aan te merken.  (...) Van dit verwarringsgevaar blijkt ook genoegzaam uit de erkenning van MijnAlbum dat zij de bedoeling had gebruik te maken van de bekendheid van FotoXS om meer bezoekers naar haar website te trekken."

Lees het vonnis hier.

IEF 2249

Reeds om die reden

Rechtbank ’s-Gravenhage, KG ZA 06-5 73, 21 juni 2006. A.M. Carbonell tegen Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen B.V., & AMC-Engineparts B.V.

Over de scheidslijn tussen handelsnaam en merk. Boude stelling van de dag: is het niet eens tijd om het handelsnaamrecht af te schaffen?

Carbonell is houder van (onder meer) het Gemeenschaps(woord)merk ‘AMC’ voor klasse 7, ‘Cilinder heads for engines’. Veldhuisen gebruikt het teken ‘AMC’ ter onderscheiding van door haar aangeboden motorrevisiediensten. Veldhuisen en Engineparts gebruiken op uitgaande zakelijke documenten zoals op facturen en afleveringsbonnen de vermelding ‘AMC’, zowel uitsluitend deze letters als in combinatie met de afbeelding van een motorblok. Engineparts is houdster van de domeinnaam www.amc-engineparts.nl. Engineparts verkoopt (al dan niet op de website aangeboden) cilinderkoppen met het merk AMC die door of met toestemming van Carbonell in de Gemeenschap in het verkeer zijn gebracht.

Artikel 9 van de Gemeenschapsmerkverordening geeft de houder van een gemeenschapsmerk niet de bevoegdheid zich te verzetten tegen gebruik, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, zoals die bevoegdheid wel is opgenomen in artikel 13A lid 1 onder d BMW. Toepasselijkheid van die bepaling kan niet worden aangenomen op grond van artikel 14 van de Gemeenschapsmerkverordening nu de door de Merkenrichtlijn opengelaten mogelijkheid om die bevoegdheid aan de merkhouder toe te kennen in de verordening achterwege is gelaten. De vordering tot staking van het gebruik van de handelsnaam kan reeds om die reden niet worden toegewezen op grond van het merkrecht van Carbonell. Artikel 5a Handelsnaamwet biedt daarvoor evenmin een grondslag omdat moet worden uitgegaan van de oudere handelsnaam van Veldhuisen en Engineparts.

Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat Veldhuisen en Engineparts in ieder geval niet kan worden verboden gebruik te maken van het teken ‘AMC’ voor zover zij het gebruiken uitsluitend als handelsnaam.

Carbonell stelt echter dat Veldhuisen en Engineparts de vermelding ‘AMC’ op documenten niet (uitsluitend) gebruiken als handelsnaam, maar (ook) als merk. Met dit betoog kan in zoverre worden meegegaan dat voorshands moet worden geoordeeld dat het teken ‘AMC’ in combinatie met de afbeelding van een motorblok kennelijk ook wordt gebruikt ter onderscheiding van door Veldhuisen en Engineparts aangeboden motoren of daarmee samenhangende diensten en is gericht op afzet. Het gebruik van het teken in de domeinnaam www.amc-engineparts.nl wordt eveneens voorshands tevens als merkgebruik aangemerkt omdat het kennelijk wordt gebruikt ter onderscheiding van aangeboden motoronderdelen. Voorts staat, zoals hiervoor vermeld, vast dat Veldhuisen het teken gebruikt ter onderscheiding van door haar aangeboden motorrevisiediensten.

Voorshands is aannemelijk dat bij het relevante publiek, ook al zou dat publiek bestaan uit ondernemers die werkzaam zijn in dezelfde branche als Veldhuisen en Engineparts en dat daarom mogelijk minder snel in verwarring wordt gebracht, door gebruik van het teken het hiervoor bedoelde gevaar voor verwarring kan ontstaan.

Het vermelde gebruik kan Veldhuisen en Engineparts niet worden verboden indien zij het teken tevens gebruiken ter aanduiding van hun oudere handelsnaam en sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. De vermelding op documenten van het teken ‘AMC’ in combinatie met de afbeelding van een motorblok valt binnen deze grenzen. Met betrekking tot het gebruik van de domeinnaam moet voorshands worden geoordeeld dat het niet aan die laatste eis voldoet. In dit verband is van belang dat, zoals Carbonell onweersproken heeft gesteld. Engineparts ten tijde van registratie van de domeinnaam op de hoogte was van het merk van Carbonell. Door toevoeging van het woord ‘Engineparts’ aan ‘AMC’ is bovendien het verwarringsgevaar vergroot terwijl Engineparts door de ontwikkeling van een meertalige website het gebied waarin zij haar handelsnaam gebruikt heeft uitgebreid.

Het gebruik van de domeinnaam kan ook niet worden gerechtvaardigd met een beroep op artikel 107 lid 3 van de Gemeenschapsmerkverordening omdat dit gebruik van de handelsnaam niet als uitoefening van een ouder recht kan worden beschouwd en bovendien niet slechts van plaatselijke betekenis is.

De omstandigheid tot slot dat Engineparts cilinderkoppen te koop aanbiedt met het merk AMC, die door of met toestemming van Carbonell in de Gemeenschap in het verkeer zijn gebracht, maakt het gebruik van het teken evenmin toelaatbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat het gebruik is beperkt tot de verdere verhandeling van die cilinderkoppen.

Uit het voorgaande volgt dat het gebruik van de domeinnaam door Engineparts dient te worden verboden. Hetzelfde geldt voor het gebruik door Veldhuisen van het teken ‘AMC’ ter onderscheiding van door haar aangeboden motorrevisiediensten nu niet is aangevoerd dat met betrekking tot die diensten tevens sprake is van gebruik ter aanduiding van de handelsnaam. Aannemelijk is dat Carbonell als merkgerechtigde bij het verbod belang heeft ook al wordt, zoals Veldhuisen en Engineparts hebben aangevoerd. de onderneming gedreven door de rechtspersoon Amadeo Marti Carbonell S.A.

Lees het vonnis hier.

IEF 2124

Hersteld (2)

Artikel in het Reformatorisch Dagblad over de oratie van RUG-professor mr. Fokko T. Oldenhuis, "Exclusiviteit en (in)tolerantie. Schurende relaties tussen recht en religie."

“De vraag is in hoeverre de positie van de kerkgenootschappen in vergelijking met de overige rechtspersonen binnen het Nederlandse recht exclusieve trekken vertoont. En als die positie tamelijk uniek is, hoe vér strekt die zich dan uit? Vragen met niet alleen maar academische betekenis.

Vorige week nog deed de rechtbank te Arnhem uitspraak in het conflict tussen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) (lees het vonnis hier). Het betrof een conflict over de te voeren naam. Moet je nu ingeval van conflicten over de naamgeving van kerken aansluiting zoeken bij het merkenrecht -denk aan conflicten over bijvoorbeeld het merk Coca-Cola-, of moet je primair de oplossing zoeken vanuit de eigen plaats die kerkgenootschappen binnen Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek innemen?

(…) En als dan na meer dan dertig jaar een van die beide Gereformeerde Kerken opgaat in een fusie (Samen op Weg met hervormden en lutheranen) en in de fusieakte tussen de drie kerken een bepaling wordt opgenomen waaruit voortvloeit dat de naam ”Gereformeerde Kerken in Nederland” bij de gefuseerde kerk (PKN) berust -alsof het mérk wordt veiliggesteld-, dan weet iedere civilist dat een dergelijke overeenkomst aan derden (lees: de andere groep Gereformeerde Kerken, die ook die naam al meer dan dertig jaar voert) geen rechten kan ontnemen.

De onnodige verwarring die hierover ontstond, was het gevolg van het feit dat men de structuur van artikel 2 -nog afgezien van het verjaringsaspect- onvoldoende had doordacht.”

Lees het gehele artikel hier.