Handelsnaamrecht  

IEF 3530

Eerst even voor jezelf lezen

- Gerechtshof Arnhem, 12 december 2006 (gepubliceerd 23 februari 2007),  gevoegde zaken 2005/196 en 2005/203, LJN: AZ9174. Juresta Nederland B.V. tevens h.o.d.n. Juresta Creditmanagement tegen Advex Financiële Diensten B.V. en vice versa.

Een aan dit recente arrest van de Hoge Raad verwant arrest van het Hof Arnhem.

“Uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 blijkt dat Juresta aan het door haar gevorderde verbod ten grondslag heeft gelegd dat Advex c.s. met het opnieuw redigeren van de incasso-overeenkomst(en) de incasso-overeenkomst(en) geheel of gedeeltelijk hebben bewerkt of nagebootst in gewijzigde vorm, welke niet is aan te merken als een nieuw, oorspronkelijk werk, een en ander als bedoeld in artikel 13 van de Auteurswet.

Voorts oordeelt het hof dat als ervan moet worden uitgegaan dat een dergelijk verbod alleen kan worden gevorderd door de auteursrechthebbende en niet door een licentienemer, Juresta, die een volmacht van B. had verkregen, bij de gewraakte handelingen (in elk geval mede) als vertegenwoordiger van B. is opgetreden, zodat, nu vaststaat dat de (dreiging met) executie door Juresta jegens Advex c.s. een fout opleverde, ook B. jegens Advex c.s. aansprakelijk is krachtens artikel 6:172 BW.”

Lees het arrest hier.

- Rechtbank Zutphen, 20 februari 2007, LJN: AZ8931. Cartridge World Benelux Gmbh & Co Kg tegen Ceewee Doetinchem B.V.

Voormalige franchisenemer mag bedrijf voortzetten, mits hij voorkomt dat deze zaak wordt verward met een vestiging van de franchiseorganisatie

“Vanzelfsprekend heeft Ceewee, nu partijen het erover eens zijn dat de franchiseovereenkomst is beëindigd, geen recht meer op deze Cartridge World Corporate Identity. Het ligt op de weg van Ceewee c.s. om na het einde van de franchiserelatie de associatie met Cartridge World-keten weg te nemen, zodat er géén gevaar bestaat dat het gemiddelde niet nauwlettend waarnemend winkelende publiek de vestiging van Ceewee aanziet voor een Cartridge World-vestiging.

Dat Ceewee c.s. een nieuwe merk-/handelsnaam en logo gebruikt is onvoldoende om een dergelijk verwarringsgevaar weg te nemen. De nieuwe naam van Ceewee Cartridge Point is vrijwel gelijkluidend aan Cartridge World. Voldoende aannemelijk is dat Cartridge World hiertegen op basis van de Handelsnaamwet met succes op kan komen. Mede gezien de keuze voor een vrijwel gelijkluidende naam, is bovendien voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat Ceewee door de overige bedrijfskenmerken van Cartridge World (zoals de kleurstelling) in stand te laten onnodig verwarringwekkend en derhalve onrechtmatig jegens Cartridge World heeft gehandeld. Bij het vorenstaande is tevens in aanmerking genomen dat gesteld noch aannemelijk geworden is dat voor het verwarringwekkend handelen een noodzaak bestond.”

Lees het vonnis hier.

IEF 3521

Land van Maas en Waal

maasenwaal.bmpVoorzieningenrechter rechtbank Zutphen, 13 februari 2007, LJN: AZ8847, De Winter Uden B.V. tegen Wegener Huis-aan-huiskranten B.V.

Handelsnaamrecht, onrechtmatige daad. Het gebruiken van een (kranten-)titel op het kantoorpand, op briefpapier, visitekaartjes en op een website, betekent niet zomaar dat de (kranten-)titel ook als handelsnaam gebruikt wordt. In casu levert dergelijk gebruik geen handelsnaamgebruik op.

Deze zaak betreft een geschil tussen Wegener, die sinds 28 september 2003 een krant uitgegeeft met de titel "dé Zondagskrant Maas en Waal" en De Winter, die sinds 29 september 2003 een krant uitegegeeft onder de titel "Tussen Maas & Waal". Recent heeft Wegener de naam van de door haar uitegeven krant gewijzigd in "dé Weekend Krant Maas & Waal". De Winter vordert dat het Wegener zal worden verboden om de combinatie "Maas & Waal"en/of "Maas en Waal" te gebruiken voor haar krant wegens inbreuk op haar handelsnaamrecht, voorts doet de Winter een beroep op 6:162 BW.

 

De Voorzieningenrechter is echter van mening dat De Winter geen beroep kan doen op het handelsnaamrecht omdat De Winter niet aan heeft kunnen tonen dat de naam "Tussen Maas & Waal" gebruikt wordt als beschrijving van haar onderneming.
"Dat De Winter voor de uitgave van de krant "Tussen Maas^& Waal" gebruik maakt van een eigen kantoorpand met daarop de naam "Tussen Maas & Waal", dat de naam wordt gebruikt op briefpapier, visitekaartjes en op de website, alsmede dat "Tussen Maas & Waal" staat vermeld in het telefoonboek en medewerkers van bedoelde krant onder deze naam naar buiten treden, is voorhands ongenoegzaam om aannemelijkte achten dat het publiek "Tussen Maas & Waal zal opvatten als de naam van een onderneming, laat staan als een onderneming van De Winter. Hierbij wordt nog opgemerkt dat De Winter in haar dagvaarding niet aangeeft dat zij mede onder de naam "Tussen Maas & Waal" handelt."
Aangezien Wegener de titel van haar krant in ieder geval niet als handelsnaam gebruikt komt De Winter sowieso geen beroep toe op artikel 5 HNW. De Winter kan ook het onrechtmatig handelen niet aantonen omdat Wegener eerder was begonnen met het voeren van de woorden "Maas en Waal" in de titel van een huis-aan-huiskrant. OOk kan De Winter niet aantonen dat de recente wijzigingen in de krant van Wegener onrechtmatig jegens hem zijn. Er is volgens de Voorzieningenrechter geen sprake van verwarringwekkende gelijkenis tussen de opmaak van de kranten dan wel tussen de opmaak van de titels. Alle vorderingen van De Winter worden afgewezen.
Lees de uitspraak hier.

IEF 3474

Handhaving

1stekamer.bmpKamerstuk 30392 C,  Eerste Kamer. Implementatie van richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Wijziging van een aantal wetten inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (30.392)  

De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 9 februari 2007 de memorie van antwoord ontvangen en bespreekt op 13 februari 2007 de nadere procedure.

Uit de memorie van antwoord:  “Een eenvoudiger – en wellicht doelmatiger – oplossing voor het door de NOvA gesignaleerde probleem zou kunnen zijn dat partijen desgewenst onderling afspreken dat ze zich in de desbetreffende zaak binden aan de regels van artikel 237 e.v. Rv en aan het huidige liquidatietarief en geen beroep zullen doen op artikel 1019h Rv. Regels van proceskostenveroordeling zijn niet van openbare orde en partijen kunnen er bij overeenkomst van afwijken. Doorgaans zal aan een dagvaarding, een sommatie tot staking van de inbreuk voorafgaan en vervolgens zal er tussen de advocaten van partijen vaak onderhandeld worden om buiten rechte tot overeenstemming te komen. Voor het geval dat dit niet tot resultaat leidt en de rechter alsnog wordt ingeschakeld, kunnen partijen een afspraak maken over de proceskostenveroordeling. 

De Raad voor de Rechtspraak stelt momenteel een werkgroep samen die zich zal buigen over het advies van de NOvA over het liquidatietarief. Deze werkgroep zal bezien of binnen de marges van de EU-richtlijn een aanwijzing opgesteld kan worden waarbij zowel partijen als de rechter enig houvast wordt geboden bij het bepalen van de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld wordt.” 

Lees de gehele memorie van antwoord hier. Overzicht kamerstukken hier.

IEF 3473

Simpel vergeleken

simply.gifRechtbank Utrecht 9 februari 2007, KG ZA 07-1. Simply Colors c.s. tegen Simply Small c.s. (met dank aan  Leonie Kroon, DLA Piper).

Merkenrecht en handelsnaamrecht. Kledingmerk Simply Small maakt geen inbreuk op zwak onderscheidend kledingmerk Simply Colors. ‘Simply’ is i.c. beschrijvend, ‘colors’ is gebruikelijk en gangbaar.

Vonnis met een aantal opmerkelijke aannames. De rechtbank lijkt ervan uit te gaan dat het (Amerikaanse) ‘colors’ een fonetische variant is van het (Britse) ‘colours’ en baseert daar een gedeelte van zijn beoordeling op: “Colors is, hoewel fonetisch gespeld, evenmin sterk. Colors betekent kennelijk kleuren, kleurrijk, hetgeen fonetisch een gebruikelijke en gangbare uitdrukking is.” (4.5)  en  “Het totaalbeeld van het merk Simply Colors wordt vooral bepaald door de fonetische spelling van colors.” (4.7).

De stelling “Het enkele feit dat de woorden Colors en Small maar een letter in lengte verschillen, is onvoldoende om te oordelen dat er reeds op die grond sprake is van auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming.” (4.8) (die ook terugkomt bij het oordeel over de handelsnaam “Dat beide meer kenmerkende woorden slechts een letter in lengte van elkaar verschillen doet aan het auditieve en begripsmatige verschil niet af.” (4.11)  is natuurlijk volledig waar, maar toch ook enigszins curieus.

Zowel Simply Colors als Simply Small houdt zich bezig met de handel in baby- en kinderkleding via het internet. Volgens Simply Colors maakt Simply Small door het gebruik van de aanduiding Simply Small inbreuk op haar oudere Beneluxwoord/beeldmerk en handelsnaam Simply Colors. Simply Small stelt hier tegenover dat Simply Colors, gezien haar beschrijvende karakter, onvoldoende onderscheidend vermogen heeft om als merk te kunnen fungeren, en dat er geen sprake is van verwarringsgevaar.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de woordcombinatie Simply Colors wel enig onderscheidend vermogen heeft, maar dat het aandeel daarin van het overeenstemmende woord Simply zwak is en dat ook het woord Colors weinig toevoegt:

. “Het woord Simply is een beschrijvende aanduiding voor geproduceerde basis (kleding)waren en beschrijft in algemene zin een kenmerk van de waren waarvoor het is gedeponeerd. Het onderscheidende vermogen van het woord Colors is, hoewel fonetisch gespeld, evenmin sterk. Colors betekent kennelijk kleuren, kleurrijk, hetgeen fonetisch een gebruikelijke en gangbare uitdrukking is.” (4.5)

Gelet op dit zwakke onderscheidende vermogen is er volgens de voorzieningenrechter geen sprake van overeenstemming in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b of c BVIE. De punten van verschil zijn in casu meer bepalend voor de totaalindrukken van merk en teken dan de punten van overeenstemming. De (beeld)bestanddelen stemmen niet overeen en “het enkele feit dat de woorden Colors en Small maar één letter in lengte verschillen, is onvoldoende om te oordelen dat er reeds op die grond sprake is van auditieve, visuele en begripsmatige overeenstemming.” “(…) Dat de waren waarvoor het teken wordt gebruikt en het merk is gedeponeerd (en wordt gebruikt) een grote mate van soortgelijkheid vertonen, doet aan het voorgaande niet af.”

Ook de op handelsnaamrechten gebaseerde vorderingen van Simply Colors worden afgewezen. Weliswaar bevatten beide namen het woord Simply, maar op grond van die gelijkheid kan niet van een geringe afwijking in de zin van de Handelsnaamwet worden gesproken.

Het onderscheidend vermogen van het woord Simply is zwak en het kenmerkende deel van beide namen ligt besloten in het tweede woord (respectievelijk Colors en Small).
“Dat beide meer kenmerkende woorden slechts een letter in lengte van elkaar verschillen doet aan het auditieve en begripsmatige verschil niet af.” (4.11)

De voorzieningenrechter voegt hieraan nog toe dat de aard van de producten handelsnaamrechtelijk ook een rol speelt : “Niettegenstaande de door Simply Colors aangevoerde voorbeelden waaruit blijkt dat het publiek enkele keren Simply Small met Simply Colors heeft verward en het feit dat beide ondernemingen zich via internet op dezelfde markt van kinderkleding bewegen, is – mede gelet op de nadruk die Simply Colors legt op de persoonlijke opdruk van de kleding, welke mogelijkheid Simply Small niet aanbiedt – de afwijking niet in die zin gering dat bij het publiek direct of indirect in die mate verwarring is te duchten dat de afwijking als gering is te beschouwen”. 

De gevorderde proceskosten ten bedrage van € 10.000 worden bij gebrek aan betwisting integraal toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 3447

Eerst even voor jezelf lezen

- Possible conclusion of the European patent Litigation Agreement by the Member States. Interim conclusions Legal Service.

Lees het document hier

- Rechtbank Utrecht, 9 februari 2007, KG ZA 07-1. Simply Colors Nederland B.V. tegen Simply Small V.O.F. (met dank aan  Leonie Kroon, DLA Piper).

Geen inbreuk op merk of handelsnaam. Richtlijnconforme proceskostenveroordeling eiser.

Lees het vonnis hier.

IEF 3439

Zich presenteren in de handelsnaam

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 7 februari 2007, LJN: AZ7981. Blok & Boeije Autoschade V.O.F. tegen Autobedrijf Bloks B.V., h.o.d.n. Bloks Auto en Autoschade.

Uitgebreid handelsnaamarrest. Verwarring, activiteiten, geslachtnamen en hoofd- en nevenvestigingen worden uitvoerig besproken.

De kantonrechter heeft Blok&Boeije veroordeeld tot wijziging van haar handelsnaam in die zin dat – naar de keuze van verweerster (hof: Blok&Boeije) – daarin ofwel in het geheel niet voorkomen de woorden “Blok” en “Bloks”, noch woorden/letterverbindingen die daarmee in hoofdzaak overeenstemmen ofwel, indien zij het woord “Blok” in haar handelsnaam wenst te handhaven, daarin het woord “Boeije” als eerste woord wordt geplaatst. Het Hof bekrachtigt het vonnis. 

Handelsnamen

“Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat ten aanzien van de handelsnamen – zowel de vennootschappelijke handelsnamen (zoals ingeschreven in de kamer van koophandel) als die waaronder partijen feitelijk handelen - bij het publiek verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is. Het ‘&’-teken en de naam ‘Boeije’ zijn onvoldoende om het verwarringsgevaar weg te nemen of zodanig te minimaliseren dat beide namen als handelsnamen in dezelfde regio kunnen bestaan. De toevoeging ’&Boeije’ is ontoereikend om te oordelen dat beide namen slechts in geringe mate van elkaar afwijken.

Het publiek maakt bij het lezen en bij het horen onderscheid in een component naam en een component ondernemingsactiviteiten. Op de wijze waarop aan het rechtsverkeer wordt deelgenomen (v.o.f. of b.v.) wordt in de regel geen acht geslagen. De namen ‘Blok&Boeije’ en ‘Bloks’ vertonen een zodanige gelijkenis dat verwarring te duchten is. Beide namen beginnen met dezelfde vier beginletters, met vrijwel dezelfde naam en – zeker de slordige lezer – neemt daarmee genoegen voor de herkenning.

In hun betoog stellen Blok&Boeije beide namen naast elkaar. Deze situatie doet zich meestal niet voor. Ook dient gelet te worden op de situatie waarbij iemand uit het publiek, bekend met de ene naam, de ander onder ogen krijgt. Degene die die andere naam leest zal gemakkelijk kunnen veronderstellen dat hij de eerder gelezen naam niet goed heeft gelezen of gehoord en dat hij zich kennelijk vergist.

Ook de tweede component, namelijk die van de branche waarin de onderneming participeert – Autoschade - is (vrijwel) gelijkluidend. Deze gelijkluidendheid in samenhang met de eerste vier letters (Blok) kan de gedachte oproepen of versterken, dat ook overigens sprake is van een gelijke naam.

Daarbij komt dat iemand van het publiek, zo hij zich al realiseert dat sprake is van verschillende namen, daaraan niet aanstonds het gevolg zal verbinden dat sprake is van twee afzonderlijke ondernemingen. Hij kan licht in de veronderstelling komen te verkeren dat sprake is van één onderneming die onder twee vrijwel gelijkluidende namen (eventueel met iets verschillende ondernemingsactiviteiten) aan het handelsverkeer deelneemt.”

Activiteiten

“Blok&Boeije erkennen dat gedeeltelijk sprake is werkzaamheden in dezelfde branche. Vast staat – ten aanzien van de onderneming van Blok&Boeije wordt dit niet ontkend; voor Bloks volgt dit uit de accountantsverklaring overgelegd als productie 5 van het verweerschrift in hoger beroep - dat in ieder geval een belangrijk deel van de ondernemingsactiviteiten van elk van partijen bestaat uit reparatie van autoschades en niet betwist wordt dat de namen van de ondernemingen in overeenstemming zijn met de in de naam tot uitdrukking gebrachte activiteiten.

Zulks volstaat reeds voor de toepasselijkheid van artikel 5 Hnw, dit temeer in het licht van de wijze waarop partijen zich aan het publiek presenteren in hun handelsnaam, namelijk als autoschadebedrijf. De stellingen van Blok&Boeije ten aanzien van de omvang van de handel en verhuur van automobielen door Bloks en ten aanzien van werkzaamheden voor vaste cliëntèle zijn niet relevant en daaraan kan – zoal juist – geen betekenis worden toegekend ten deze.”

Publiek
 “Naar het oordeel van het hof verliest Blok&Boeije met deze stellingen de te hanteren maatstaf van artikel 5 Hnw uit het oog. Voor de beantwoording van de vraag of deze bepaling wordt geschonden is niet bepalend de aard, omvang en inhoud van het klantenbestand van de partij die zich verweert, maar bepalend is of bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.

Weliswaar kan uit het feit dat de ondernemingen in verschillende branches (welk begrip branche niet te eng mag worden uitgelegd, bepalend is ook hier wat het publiek waarneemt) opereren worden afgeleid dat dit gevaar niet valt te duchten, maar zoals hiervoor reeds is overwogen bewegen beide ondernemingen zich in (vrijwel) dezelfde branche, namelijk de autoschadeherstelbranche.

Ook is denkbaar dat de onderneming van de verweerder zich in zodanige mate op één of meer vaste klanten richt en haar werkzaamheden zich in zodanige beslotenheid afspeelt dat geen sprake is van een zich presenteren aan het publiek, maar ook die situatie doet zich niet voor.”

Geslachtsnaam als handelsnaam.

Blijkens de toelichting op de grief wordt aansluiting gezocht bij de beslissing van het hof Amsterdam van 11 oktober 2001, IER 2002/1 (Bartels Advocaten) Naar het oordeel van het hof zijn de situaties niet in toereikende mate ver-gelijkbaar of toepasbaar in deze zaak. Onder omstandigheden hoeft het gebruik van geslachtsnaam in de handelsnaam niet aanstonds tot verwarring aanleiding te geven. Hier is van belang dat advocatenkantoren een afzonderlijke branche vor-men met hun eigen gebruiken. Daar wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de geslachtsnaam van de advocaat in de handelsnaam waarbij de persoonlijke en de vertrouwensband tussen de advocaat en zijn cliënt een belangrijke rol speelt. Voor autoschadebedrijven geldt een zodanig band slechts in beperkte mate.

Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt het feit dat de vennoten hun geslachtsnaam in hun in Hurwenen te gebruiken handelsnaam voeren nog niet het gebruik van die naam in Oss, althans buiten Hurwenen. Voor het publiek in Oss valt een zodanige mate van verwarring te duchten dat het verbod, zoals door de kantonrechter opgelegd, geboden is. Naar het oordeel van het hof gaat dit verbod overigens niet ver genoeg voor zover de kantonrechter toelaatbaar heeft geacht dat Blok&Boeije zich in die stad van de handelsnaam Boeije&Blok zou mogen bedienen. Ook bij die naam valt al verwarring te duchten al was het reeds omdat belangrijke en omvangrijke delen van die handelsnaam overeenstemmen, te weten Blok en Autoschade.

Plaats

“Het hof merkt dienaangaande wel op dat het gebruik van een andere handelsnaam voor een nevenvestiging dan voor de hoofdvestiging niet erg gebruikelijk is en licht tot misverstanden aanleiding kan geven en eventueel tot executieg-schillen met betrekking tot al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen. Al was het alleen al omdat in de nevenvestiging geen gebruik mag worden gemaakt van de naam van de hoofdvestiging, terwijl nauwelijks valt uit te sluiten dat dit wel gebeuren zal.

Het kan echter gewenst zijn dat Blok&Boeije aan een nieuw gekozen handelsnaam in hun vestiging te Hurwenen toe willen voegen de woorden ‘voorheen Blok&Boeije autoschade’. Ten einde tot uitdrukking te laten komen dat deze han-delwijze toelaatbaar is, zal aan het geciteerde gedeelte van het dictum worden toegevoegd in de eerste regel achter het woordje ‘handelsnaam’: voor de vestiging in Oss.”

Lees het arrest hier.

IEF 3344

Kleurende domeinnamen

Gerechtshof Amsterdam, 19 oktober 2006 (publicatie rechtspraak.nl 25 januari 2006), LJN: AZ6080. Industriële Handelsonderneming Quickprint B.V. tegen X, h.od.n. Drukkerij De Letter,

Handelsnaam- en domeinnaamgeschil. Geen regionale beperking, domeinnaam is adres, maar kan “kleuren” tot handelsnaam.

Eiser, de Industriële Handelsonderneming Quickprint B.V,  gebruikt sinds 1986 ook de verkorte handelsnamen “Drukkerij Quickprint” en “Quickprint”. X, die handelt onder de naam Drukkerij De Letter heeft in 1998 de domeinnaam www.quickprint.nl doen registreren en gebruikt deze voor de website van de drukkerij. Quickprint B.V. heeft in 2004 de domeinnaam www.drukkerijquickprint.nl laten registreren en gebruikt deze ook voor de website van haar drukkerij

Quickprint B.V. stelt dat het gebruik door X van de domeinnaam www.quickprint.nl inbreuk maakt op haar handelsnaamrechten. De Rechtbank Alkmaar heeft de vorderingen afgewezen. De rechtbank vond niet dat er sprake was van inbreuk op de handelsnaamrechten van Quickprint, omdat het bestanddeel “quickprint” in de loop der jaren in belangrijke mate aan onderscheidende kracht heeft ingeboet en in feite thans als beschrijvend moet worden aangemerkt, waardoor geen gevaar voor verwarring bij het publiek is te duchten. Bovendien zou een een domeinnaam slechts moeten worden aangemerkt als adres, respectievelijk vindplaats op internet, waarbij de eerste inschrijver vóór een latere gaat tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, waarvan in dit geval niet is gebleken. Het hof oordeelt anders.

Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat de aanduiding “quickprint”, als (deel van een) handelsnaam weliswaar zekere beschrijvende kwaliteiten heeft met betrekking tot onder die naam uitgevoerde drukkerijactiviteiten en dus als zwak onderscheidend moet worden aangemerkt en daarom een beperkte bescherming geniet maar dat dit niet meebrengt dat die aanduiding iedere onderscheidende kracht als handelsnaam(bestanddeel) ontbeert.

In de door Quickprint B.V. gebruikte handelsnamen is het bestanddeel “quickprint” het kenmerkende bestanddeel en het is juist dát bestanddeel dat ook X, naar hij heeft erkend  en zoals ook uit zijn gebruik op de website blijkt, als (tweede) handelsnaam gebruikt voor (een onderdeel van) zijn drukkerijactiviteiten, naast de handelsnaam Drukkerij de Letter Bij een dergelijk gebruik door X voor activiteiten in dezelfde branche als Quickprint moet rekening gehouden worden met het gevaar dat het publiek beide ondernemingen zal verwarren.

Het oordeel dat het gebruik door X van de handelsnaam Quickprint verwarringwekkend is wordt niet anders doordat nog enkele andere drukkerijondernemingen gebruik maken van de aanduiding “quickprint” als onderdeel van hun handelsnaam, omdat dát gebruik steeds geschiedt tezamen met een duidelijk afwijkende andere naam of aanduiding, zodat daarom geen verwarring bij het publiek zal ontstaan. Die verwarring bij het publiek is naar het oordeel van het hof wél te duchten bij X gebruik van de handelsnaam “quickprint” zonder meer.

Nu beide partijen zich in ieder geval via internet richten op klanten in het gehele Nederlandse taalgebied wordt het verwarringsgevaar ook niet verminderd door het feit dat partijen in verschillende plaatsen zijn gevestigd.

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in beginsel een domeinnaam niet meer of anders is dan een adres van de domeinnaamhouder. Echter, X gebruikt de aanduiding “quickprint” op zijn website niet alleen als domeinnaam, maar ook als handelsnaam voor een deel van zijn bedrijfsactiviteiten(“Quickprint is onderdeel van drukkerij De Letter”, “Wij ontvangen U graag als klant van Quickprint”). Daarmee “kleurt” hij die domeinnaam tot handelsnaam. Deze is zozeer met het gebruik van Quickprint als handelsnaam verweven dat het gebruik van die domeinnaam moet worden aangemerkt als handelsnaamgebruik.

Lees het arrest hier.

IEF 3258

Woon- En Eethuis Voor Allen

weevamarthot.gifGerechtshof Leeuwarden, 10 januari 2007, rolnummer 050036, Stichting De Weeva-Mensa tegen Zuiderdiep Exploitatie B.V. (met dank aan P. Koerts, Trip).

Hoger beroep kort geding over de handelsnaam ‘Weeva’. Deposant bestond niet, merkdepot ongeldig. ‘Voorheen’ is niet altijd ‘thans niet meer’.

Zuiderdiep exploiteert een hotel in Groningen, tot enige jaren geleden onder de naam Hotel WEEVA (dat naar Gronings taalgebruik kennelijk staat voor Woon- En Eethuis Voor Allen). In 2002 heeft Zuiderdiep de naam gewijzigd in Martini Hotel.

De Stichtingen exploiteren een restaurant in dezelfde stad onder de naam Weeva-Mensa. Op verzoek van Zuiderdiep heeft de Voorzieningenrechter in eerste aanleg de Stichtingen een door dwangsommen ondersteund verbod opgelegd tot gebruik van de handelsnaam ‘Weeva” dan wel van een daarop gelijkende handelsnaam.  Tegen deze uitspraak hebben de Stichtingen hoger beroep ingesteld.

Het Hof begint met vast te stellen dat – gelet op de door partijen in het geding gebrachte stukken – Stichting Kremer Beheer op 21 november 2001 is ontbonden en dat op die datum geen bekende baten meer aanwezig waren.  Het op 10 september 2004 op naam van deze stichting gedeponeerde Benelux woordmerk WEEVA kan dan ook niet worden beschouwd als een geldig merkrecht, omdat op die datum de stichting niet bestond.  Van een situatie als bedoeld in artikel 2:19 of 2:23c BW is volgens het Hof geen sprake. Ook de stelling van de Stichtingen dat de “vertegenwoordiger van de niet-bestaande stichting” genaamd Kees Kremer zichzelf heeft verbonden en daarmee rechthebbende op de merknaam WEEVA is geworden, ontbeert volgens het Hof elke feitelijke en juridische grondslag.


Zowel de dóór als de tégen Stichting Kremer Beheer ingestelde vorderingen (met inbegrip van een tegen het woordmerk WEEVA gerichte vordering) worden getroffen door een niet-ontvankelijkheid. Het Hof bekrachtigt het vonnis van de Voorzieningenrechter voor zover daarin aan Stichting De Weeva-Mensa een verbod is neergelegd tot het gebruik van de handelsnaam Weeva of een daarop gelijkende naam.


Volgens het Hof is sprake van zowel qua aard niet-substantieel van elkaar verschillende horecaondernemingen als van een gelijksoortig relevant publiek. Het Hof overweegt tevens dat te gelden heeft dat Zuiderdiep nog steeds de handelsnaam Weeva gebruikt. Dit blijkt o.a. uit de website van het Martini Hotel [met daarop de vermelding “Martini Hotel, voorheen Hotel Weeva”] en de wijze waarop men naar die site wordt doorgelinkt [via het domein weeva.nl; IEF], door een vermelding in het handelsregister en een vermelding op het gebouw waarin het Zuiderdiep haar onderneming drijft. Het Hof meent dat, ook indien al uit het voorvoegsel “voorheen” zou moeten worden afgeleid dat Zuiderdiep daarmee te kennen zou geven in de toekomst geen gebruik (meer) te willen maken van de handelsnaam Weeva, daaruit nog niet geconcludeerd kan worden dat Zuiderdiep tháns die handelsnaam niet (meer) gebruikt. 


Lees het arrest hier.

IEF 3218

Gevestigd in Leiderdorp

Rechtbank ‘s-Gravenhage 8 januari 2007, KG ZA 06-1389. HollandCar B.V. tegen RW Beheer B.V.
Handelsnaamgeschil. Niet van belang is dat uit geen van de producties blijkt dat de handelsnaam ook in contacten met klanten of op haar websites is gebruikt. Dat de naam alleen in het buitenland wordt gebruikt, sluit (uiteindelijke) verwarring niet uit.

HollandCar is opgericht in 2002 en houdt zich (onder meer) bezig met import en export van en bemiddeling en handel in auto’s. In het handelsregister zijn haar statutaire naam en de handelsnamen Associated Dealers of Europe en Eurocars4U ingeschreven. De onderneming is feitelijk gevestigd in Leiderdorp. RW Beheer is opgericht op 1 februari 2006 en houdt zich ook bezig met import en export van auto’s. Zij oefent deze activiteiten uit onder de naam HollandCars. Ook RW Beheer is feitelijk gevestigd in Leiderdorp.

HollandCar vordert met beroep op haar oudere handelsnaam op grond van artikel 5 Hnw RW Beheer te verbieden de handelsnaam HollandCar te gebruiken. Alle verweren van RW Beheer worden door de Haagse Voorzieningenrechter afgewezen.


Saillant detail is dat de bestuurder van RW Beheer tot 21 februari 2006 nog aandeelhouder was in HollandCar.


Op de eerste plaats stelt RW Beheer dat HollandCar de handelsnaam HollandCar niet zou gebruiken, althans niet voor 1 februari 2006. De Voorzieningenrechter oordeelt echter dat HollandCar wel degelijk de handelsnaam, gelijk aan haar statutaire naam, ter aanduiding van haar onderneming heeft gebruik. De Voorzieningenrechter acht niet doorslaggevend dat uit geen van de producties blijkt dat HollandCar ook in contacten met klanten of op haar websites die handelsnaam heeft gebruik. Uit het arrest HR 26 februari 1943, NJ 1943, 259 volgt dat het handelsnaamrecht reeds ontstaat door het, door (thans) artikel 2:186 lid 1 BW voorgeschreven, gebruik van de statutaire naam, ook al wordt daarnaast een andere handelsnaam gebruikt.


Het tweede verweer dat de handelsnaam van HollandCar ieder onderscheidend vermogen mist, wordt eveneens verworpen. Voorshands oordeelt de rechter dat de handelsnaam niet uitsluitend beschrijvend is.


Ook het derde verweer van RW Beheer dat van verwarring helemaal geen sprake kan zijn, omdat RW Beheer uitsluitend in Engeland en Duitsland actief is en HollandCar daar alleen onder de handelsnaam Associated Dealers of Europe, slaagt niet. “Klanten in Engeland en Duitsland worden op de website van HollandCar wellicht aanvankelijk niet geconfronteerd met de handelsnaam HollandCar, maar omdat de handelsnaam gelijk is aan de statutaire naam ligt het voor de hand dat bij latere contacten – bijvoorbeeld na aankoop van een auto – zij alsnog met de naam bekend raken. Gegeven voorts dat de handelsnaam van RW beheer vrijwel gelijkluidend is, dat de ondernemingen zich met gelijke activiteiten bezighouden en feitelijk gevestigd zijn in dezelfde plaats, bestaat wel degelijk kans op verwarring in de zin van art. 5 Hnw. Die verwarring kan bovendien ontstaan bij bedrijven en instellingen waarmee HollandCar in Nederland te maken heeft.”


Lees het vonnis hier.

IEF 3160

De bloemetjes buiten zetten

bloemen.bmpRechtbank 's-Gravenhage 22 december 2006, Interflora c.s. tegen Interieur Flora en Flory
 
Interflora en Fleurop stellen dat Interieur Flora c.s inbreuk maken op de aan haar toekomende merk-en handelsnaam rechten. De rechter wijst de vorderingen toe. Interflora c.s zijn rechthebbende op o.a. het gemeenschapswoordmerk INTERFLORA, Benelux woordmerk FLEUROP INTERFLORA en een tweetal gecombineerde internationale woord/beeldmerken met gelding voor de Benelux. De merken zijn onder meer gedeponeerd en geregistreerd voor waren en diensten betreffende bloemen en planten en bloemnbezorgdiensten. Flory is houdster van de domeinnaam www.inter-flora.nl. Op de betreffende website staat naast de tekens "Inter-Flora" en "Inter Flora" op de onderste screenprint vermeld "Ook voor Fleurop Service".
 
Flory voert aan dat de pagina "op zwart" is. De rechter geeft echter aan dat de tekens "Inter-Flora" en "Inter Flora" ten tijde van het appointeren van de mondelinge behandeling van dit kort geding nog op de website aanwezig waren en dat de website kennelijk na het uitbrengen van de dagvaarding is gewijzigd. Aannemelijk is dat de merken van Interflora c.s bekende merken in de zin van artikel 2.20 sub c  betreffen. Het gevorderde merkinbreukverbod en het bevel tot overdracht van de domeinnaam jegens Flory worden toegewezen:

 

"De tot voor kort op de website www.inter-flora.nl gehanteerde tekens Inter (-) Flora en Fleurop zijn (vrijwel) identiek aan in ieder geval de woordmerken, althans overeenstemmend. Zo dit gebruik al niet als verwarringwekkend dienstmerkgebruik voor bloemen(diensten) heeft te gelden, dan wordt daarmee zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen en de reputaties van de oudere bekende Fleurop- en Interfloramerken. Voor zover sprake is van gebruik van de tekens Inter (-) Flora als handelsnaam of, los daarvan, in de url van de website, is zodoende voor wat het Beneluxmerk en de internationale merken met gelding in de Benelux betreft sprake van handelen in strijd met het in art. 2.20 lid 1 sub d BVIE bepaalde. Dat is op zichzelf inhoudelijk ook niet bestreden door de wel verschenen gedaagde Interieur Flora.
 
Met betrekking tot het merkinbreukverbod en overdrachtsbevel aan Interieur Flora, oordeelt de rechter dat de vorderingen, hoewel gebaseerd op in het zeer recente verleden plaats gehad hebbende merkinbreuk en dreiging van herhaling daarvan mideels de website www.inter-flora.nl, eveneens toewijsbaar zijn aangezien er andere belastende omstandigheden bijkomen. Onder deze omstandigheden vallen bijvoorbeeld de maximale onduidelijkheid die Interieur Flora liet bestaan omtrent haar bemoeienis met de website en de relatie tussen Inter Flora BV en Interieur Flora, het exterieur van haar winkel alwaar eveneens het teken Inter Flora aanwezig waren. De rechter ziet voldoende grond tot toewijzing van de gevorderde in de plaatsstelling ex art. 3:300 BW, een en ander als geformuleerd in het dictum.
 
Het bezwaar van Interieur Flora tegen de gevorderde Handhavingsrichtlijnconforme proceskostenveroordeling wordt toegewezen. Interieur Flora voerde aan: "dat de procedure had kunnen worden voorkomen bij het tijdig inschakelen van haar raadsman, van wiens betrokkenheid Interflora c.s. op de hoogte was, maar die desniettegenstaande geen kopie van de sommaties is verstuurd en niet om verhinderdata is gevraagd. Volgens mr. De Boorder is hij pas vrijdag 8 december 2006 op de hoogte gebracht van de mondelinge behandeling op de dinsdag erna, aangezien Interieur Flora er naar haar zeggen van uit ging dat haar advocaat vanwege diens eerdere betrokkenheid bekend was met dit kort geding. Mr. De Boorder, die dit als een overvaltactiek kenschetst, heeft op die grond toepassing van het liquidatietarief bepleit. Aangezien zijdens Interflora c.s. geen enkele steekhoudende verklaring is verschaft voor dit passeren van de hen bekende raadsman van Interieur Flora, waardoor plausibel wordt geacht dat veel onnodige kosten zijn gemaakt, wordt aanleiding gezien de kostenveroordeling van
gedaagden op gronden van redelijkheid te beperken tot het liquidatietarief."

 

Lees hier het vonnis.