Gepubliceerd op woensdag 9 augustus 2017
IEF 17017
Hof Den Haag ||
24 jan 2017
Hof Den Haag 24 jan 2017, IEF 17017; ECLI:NL:GHDHA:2017:2023 (ITT tegen Karl Dungs), https://www.ie-forum.nl/artikelen/vordering-staking-merkinbreuk-dungs-nl-ontbeert-spoedeisend-belang

Vordering staking merkinbreuk dungs.nl ontbeert spoedeisend belang

Hof Den Haag 24 januari 2017, IEF 17017; ECLI:NL:GHDHA:2017:2023 (ITT tegen Karl Dungs) Domeinnaam. Merkenrecht. Met het gebruik van de domeinnaam dungs.nl door ITT c.s. werd inbreuk gemaakt op de Gemeenschapsmerkrechten van Karl Dungs (IEF 15548). Tegen het hoger beroep van ITT c.s. maakte Karl Dungs een kortgedingprocedure aanhangig met betrekking tot staking van de inbreuk makende handelingen, welke werd toegewezen. Geen spoedeisend belang: nu al in 2014 bleek dat de uitspraak in de WIPO-procedure niet geeffectueerd kon worden, heeft Karl Dungs te lang gewacht met het optreden tegen de gestelde inbreuk. Er is geen enkele actie ondernomen om staking van de voortdurende inbreuk te bewerkstelligen. Hof vernietigt vonnis.    

6. Het hof is van oordeel dat Karl Dungs zolang heeft gewacht met het optreden tegen de gestelde inbreuk nadat haar (op 9 juli 2014) was gebleken dat de uitspraak in de WIPO-procedure niet kon worden geeffectueerd, dat geen spoedeisend belang bij het gevorderde inbreukverbod kan worden aangenomen. Weliswaar vraagt zij in dit kort geding een voorziening die ertoe strekt een einde te maken aan een door haar als stelselmatige inbreuk op haar merkrechten aangemerkte handeling waarvan zij doorlopende schade stelt te ondervinden, maar die situatie was haar al bekend in het najaar van 2013. Ook wenste zij toen al staking van het gebruik de domeinnaam. Dat zij toen geen inbreukverbod (in kort geding) heeft gevorderd, maar ervoor heeft gekozen staking van het gebruik van de domeinnaam te bewerkstelligen door een vordering tot in de plaats stelling als houder van de domeinnaam in te dienen bij de WIPO op grond van de Geschillenregeling, rechtvaardigt niet het verwijt dat zij niet voortvarend is opgetreden. Dat zij echter vervolgens, toen op 9 juli 2014 duidelijk was dat het effectueren van die in de plaats stelling werd gefrustreerd door de door ITT c.s. uitgebrachte dagvaardingen in de bodemprocedure, geen enkele actie heeft ondernomen om staking van de voortdurende inbreuk te bewerkstelligen, leidt ertoe dat niet kan worden aangenomen dat zij bij de onderhavige inbreukvordering in dit kort geding, ingesteld bij dagvaarding van 8 maart 2016, nog spoedeisend belang heeft. Dit geldt te meer nu Karl Dungs zelf stelt dat de sterke indruk ontstond dat ITT c.s. er alles aan deed om nog zo lang mogelijk met het inbreukmakend gebruik van het Merk commercieel voordeel te behalen. Aan het bovenstaande kan niet afdoen dat ITT in de inleidende dagvaarding in de bodemprocedure zelf de inbreukvraag aan de orde stelde en in het verlengde daarvan ook veroordeling van Karl Dungs in de redelijke en evenredige kosten op de voet van artikel 1019h Rv vorderde, nu daarmee niet de door Karl Dungs gewenste staking van de inbreuk bereikt kon worden. Het bovenstaande brengt mee dat grief IV slaagt, het gevorderde zal worden afgewezen en de grieven I tot en met III (voor het overige ) en V tot en met VIII geen behandeling behoeven.