Gepubliceerd op dinsdag 18 juli 2017
IEF 16963
Rechtbank Gelderland ||
10 jul 2017
Rechtbank Gelderland 10 jul 2017, IEF 16963; https://www.ie-forum.nl/artikelen/vermeende-merk-en-handelsnaaminbreuk-norah-plastics-strandt-op-spoedeisend-belang

Uitspraak ingezonden door Robert van den Broek, FERMM advocaten 

Vermeende merk- en handelsnaaminbreuk Norah Plastics strandt op spoedeisend belang

Vzr. Rechtbank Gelderland 10 juli 2017, IEF 16963 (Norah tegen Engels) Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Norah houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van kunststofproducten en is houdster van een aantal domein- en handelsnamen. In 2012 vindt een aandelenoverdracht aan Engels plaats en zij gaat vervolgens de domein- en handelsnamen voeren. Nadien registreren beide partijen ‘Norah’-gerelateerde merken. Norah vordert staking inbreuk handelsnaam- en merkrechtinbreuk. Discussie over vermeende inbreuken bestaat al sinds 2012. Onduidelijkheid over inhoudelijke kwesties nopen (mogelijk) tot nadere bewijslevering. Afwijzing vorderingen: geen spoedeisend belang. 

4.2 Norah vordert in deze procedure kort gezegd veroordeling van Engels tot het staken van het maken van inbreuk op haar handelsnaam- en merkrechten. Norah legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Engels al een aantal jaren inbreuk maakt door de handelsnamen NORAH, NORAH BENELUX en/of NORAH PLASTICS te gebruiken. Engels voert verweer. Voor de behandeling van een zaak in kort geding dient echter een voldoende spoedeisend karakter aanwezig te zijn, waardoor de uitkomt van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft in het onderhavige geval twijfels bij het bestaan van dit benodigde spoedeisende belang, omdat over de vermeende inbreuken tussen partijen al gediscussieerd wordt vanaf de fusie tussen Norah Plastics N.V. en Engels Logistics N.V. begin 2012. Daarbij komt dat in dit kort geding over de inhoud veel onduidelijkheid bestaat. Deze onduidelijkheid ziet allereerst op de kwestie wie aan de zijde van Norah rechthebbende en gebruiker is van de handelsnamen Norah en Norah Plastics. Uit een bedrijfshistorie zoals deze volgt uit de registers van de Kamer van Koophandel zou dit Norah Beheer B.V. zijn, die in deze procedure geen eisende partij is, maar nog altijd wel een bestaande vennootschap is. Norah lijkt een beroep te doen op een activatransactie die vanuit Norah Beheer B.V. zou hebben plaatsgevonden, maar deze stelling is in het geheel niet onderbouwd. Daarnaast is op dit moment volstrekt onduidelijk welke partij als eerste de naam Norah heeft gebruikt.

4.3 Ook ten aanzien van het merkenrecht bestaan de nodige inhoudelijke vragen. Hoewel Norah anders bepleit en stelt dat Engels inbreuk maakt op haar rechten, wijzen de stukken die door partijen zijn overlegd er juist op dat Engels een ouder beeldmerk heeft waarvan de woorden Norah Plastics een kenmerkend oordeel vormen. Dit beeldmerk is ouder dan de geregistreerde woordmerken Norah, Norah Benelux en Norah Plastics van Norah. Welke partij gelet daarop welke rechten toekomen, is op dit moment niet duidelijk.

4.4 Nu de vorderingen van Norah in deze procedure zeer verstrekkend zijn en bij toewijzing gedeeltelijk onomkeerbare gevolgen zouden hebben, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een nadere onderbouwing van de feiten en stellingen van Norah en op bepaalde onderdelen (mogelijk) bewijslevering noodzakelijk is om tot een gedegen inhoudelijke beoordeling van de vorderingen te kunnen komen. Voor dergelijke proceshandelingen is in deze kort gedingprocedure vanwege haar aard echter geen plaats. Daarnaast is het van belang dat het onderhavige geschil al jarenlang speelt en is ontstaan doordat de Nederlandse B.V. Norah, die eerst zowel in Nederland als in België handelde, in België een aparte naamloze vennootschap heeft opgericht onder de naam Norah N.V. Deze vennootschap is op enig moment overgenomen en de aandelen zijn op dit moment in handen van Engels, waarbij Engels terecht de vraag stelt of het gebruik van de handelsnaam Norah en/of Norah Plastics bij de aandelenoverdracht mee is overgegaan en Engels daardoor niet gewoon gerechtigd is tot het voeren van die naam, hetgeen, gezien de territoriale geding van de Handelsnaamwet, in elk geval heeft te gelden voor België.

4.5. Dit alles leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Norah in deze kort gedingprocedure zullen worden afgewezen.