Gepubliceerd op donderdag 29 september 2005
IEF 978
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

van surinaams fabrikaat

Rechtbank 's-Gravenhage, 28 september 2005, zaaknr. 21248, Bharat c.s. - SAB. Omvangrijk geschil tussen de voormalig leverancier en distributeur van de Surinaamse Mariënburg rum. Na uiteen te zijn gegaan, komen beiden elkaar nu regelmatig tegen bij Rechtbank en Hof. Ook het merkenrecht wordt als wapen in de strijd gehanteerd.

De feiten: Bharat heeft 10 jaar lang voor SAB als distributeur van Mariënburg Rum in de Benelux opgetreden voor Suriname Alcohol Beverage (SAB). In de overeenkomst is onder meer vastgesteld dat deze overeenkomst voor 10 jaar zal gelden en dat Bharat het Benelux woord/beeldmerk 'Mariënburg Rum' overdraagt aan SAB; SAB verstrekt Bharat in ruil een licentie onder het Benelux woordmerk Mariënburg. Na 10 jaar wenst SAB de overeenkomst tegen de wens van Bharat op te zeggen. Er volgt een kort geding over de rechtmatigheid van de opzegging, die door Bharat wordt verloren. SAB dient Bharat in ieder geval nog 5000 liter rum te leveren en SAB doet dit dan ook.

Inmiddels had Bharat in 1998 eveneens een woord/beeldmerk 'Marienburg Rum' gedeponeerd, dat vrijwel identiek was aan het merk van SAB. In een tweede kort geding in 2004 vordert SAB dat Bharat de verkoop van de rum onder het merk Mariënburg staakt. De Voorzieningenrechter oordeelt echter dat Bharat gerechtigd is om de geleverde 5000 liter onder het merk Mariënburg te verkopen, aangezien dit nog onder de eerder verstrekte licentie valt. SAB gaat in beroep, dat dat ten tijde van de uitspraak in de bodemprocedure nog loopt.

Kennelijk om nu toch echt een einde aan al deze ellende te maken, behandelt de Rechtbank uitvoerig de geldigheid van de opzegging van de overeenkomst en komt tot de conclusie dat SAB de overeenkomst in 2000 rechtsgeldig heeft opgezegd. Vervolgens komt het merkenrecht aan bod.

De Rechtbank oordeelt dat de inschrijving van het in 1998 door Bharat gedeponeerde merk 'Mariënburg Rum', weliswaar als te kwader trouw kan worden aangemerkt, maar dat SAB zich hier niet meer op kan beroepen voor wat betreft haar vordering tot doorhaling van het merk. Deze vordering is op grond van art. 14 sub 2 verjaard. De kwade trouw van Bharat heeft overigens wel andere gevolgen:

3.17. Bedoelde kwade trouw is overigens nog wel relevant voor de werking van art. 13 bis BMW, omdat gevorderde winstafdracht genoten met, kort gezegd, merkinbreuk moet worden afgewezen, indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt. Kwade trouw in de zin van laatstbedoeld artikel is naar het oordeel van de rechtbank gegeven in het onderhavige geval van depot te kwader trouw, zodat de gevorderde winstafdracht met de daarover af te leggen rekening en verantwoording voor zover en in de vorm zoals deze is gevorderd, voor toewijzing in aanmerking komt, evenwel als nader geformuleerd in het dictum.

Tot slot oordeelt dat Bharat (nu wel) inbreuk maakt op de merkrechten van SAB, door nog rum op de markt te brengen onder de merken van SAB.

Lees hier vonnis.