Gepubliceerd op vrijdag 27 oktober 2017
IEF 17216
Rechtbank Midden-Nederland ||
22 sep 2017
Rechtbank Midden-Nederland 22 sep 2017, IEF 17216; ECLI:NL:RBMNE:2017:5061 (uitvaartondernemer tegen uitvaartbegeleider), https://www.ie-forum.nl/artikelen/uitvaartbegeleider-maakt-inbreuk-op-handelsnaam-puur

Uitvaartbegeleider maakt inbreuk op handelsnaam "Puur"

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 22 september 2017, IEF 17216; ECLI:NL:RBMNE:2017:5061 (Uitvaartverzorging Puur) Inbreuk handelsnaam. Eiser begeleidt en verzorgt uitvaarten vanaf 2010 en vordert dat gedaagden elk gebruik van de aanduiding "Puur" in hun handelsnamen of anderszins staken. Gedaagde houdt zich bezig met stervens-, uitvaart- en rouwbegeleiding vanaf oktober 2016. Beide handelsnamen bestaan uit drie woorden en beginnen met het woord "Puur". De voorzieningenrechter constateert dat puur het kenmerkende bestanddeel van beide handelsnamen is, de overige woorden zijn zuiver beschrijvend. Partijen verschillen van mening of zij precies dezelfde activiteiten verrichten, maar vastgesteld moet worden dat zij in ieder geval overlappende activiteiten hebben, namelijk uitvaartverzorging. Gelet op de overlap in activiteiten en werkgebied acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat het gevaar bestaat dat het publiek vanwege de geringe afwijkingen tussen beide handelsnamen, de ondernemingen met elkaar zal verwarren. Gedaagde maakt met haar handelsnaam inbreuk op de handelsnaam van eiser en moet binnen vier weken de aanduiding "puur" in hun handelsnaam staken.  

4.4. Het kenmerkende bestanddeel van beide handelsnamen is het woord “ puur ”. Niet alleen omdat de handelsnamen daarmee beginnen, maar ook omdat de overige woorden van de handelsnaam zuiver beschrijvend van aard zijn. Gedaagde heeft gesteld dat hetzelfde geldt voor het woord puur , maar de voorzieningenrechter volgt haar daarin niet. Dit woord komt maar in een beperkt deel van de handelsnamen van uitvaartorganisaties voor (4 à 5, en dan over het land verspreid). Het kan zijn dat meer uitvaartorganisaties op hun websites het woord “ puur ” gebruiken, maar dat betekent niet dat klanten, die maar in beperkte mate met uitvaartorganisaties te maken hebben, dit woord zo sterk associëren met dergelijke organisaties dat het beschrijvend van aard is geworden.

4.5. Geconcludeerd moet dus worden dat beide handelsnamen beginnen met hetzelfde woord, welk woord in beide handelsnamen het kenmerkende bestanddeel vormt. Verwacht mag worden dat dat woord ‘ puur ’ meer bij het publiek zal blijven hangen dan de overige, beschrijvende bestanddelen. Partijen verschillen van mening of zij precies dezelfde activiteiten verrichten, maar vastgesteld moet worden dat zij in ieder geval overlappende activiteiten hebben, namelijk uitvaartverzorging (zie ook de inschrijving van beide ondernemingen in de Kamer van Koophandel). Het werkgebied van partijen vertoont eveneens een overlap: zij hebben beide klanten in [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . En eiseres verzorgt voor haar klanten ook regelmatig crematies in [plaatsnaam] , nu [plaatsnaam] geen crematorium heeft, en zij daarvoor moet uitwijken naar [plaatsnaam] of [plaatsnaam] .

4.6. Gelet op deze overlap in activiteiten en werkgebied acht de voorzieningenrechter aannemelijk dat het gevaar bestaat dat het publiek vanwege de geringe afwijkingen tussen beide handelsnamen, de ondernemingen van partijen met elkaar zal verwarren. Dat de logo’s die eiseres en gedaagde hanteren van elkaar afwijken, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om dit gevaar weg te nemen, omdat klanten en leveranciers vooral met de handelsnaam zullen worden geconfronteerd zonder deze visuele aspecten (bijvoorbeeld bij mond-op-mond-reclame, het zoeken op internet naar een uitvaartorganisatie en het hebben van e-mailcontact met de ondernemingen van partijen).

4.7. Dat gevaar voor verwarrings bestaat wordt bevestigd door het feit dat er in de praktijk ook verwarring heeft plaatsgevonden. Als productie 3 heeft eiseres een factuur van een mortuariumbeheersorganisatie overgelegd (CMO) die bestemd was voor gedaagde maar kennelijk per e-mail aan eiseres is verzonden. Als productie 4 heeft zij een e-mail overgelegd van [bedrijfsnaam] , die eveneens bedoeld was voor gedaagde maar is verzonden aan eiseres. Gedaagde stelt dat dit slechts een gevolg is van fouten bij het invoeren van het e-mailadres en niet van verwarring, maar de voorzieningenrechter volgt haar daarin niet. De handelsnaam maakt in beide gevallen deel uit van de door partijen gebruikte domeinnamen en (daarmee tevens) van de e-mailadressen van de ondernemingen van partijen (info@ [...] .nl en info@ [naam van gedaagde sub 1] .nl). Juist doordat beide handelsnamen beginnen met hetzelfde (en kenmerkende) woord “ puur ” wordt van de verzender extra oplettendheid vereist, indien (zoals hier kennelijk het geval was) beide ondernemingen in het e-mailbestand van de verzender zijn opgenomen. Als dan de verkeerde wordt geselecteerd, kan wel degelijk worden gesproken van verwarring.

4.8. Het voorgaande leidt tot het voorshands oordeel dat gedaagde met haar handelsnaam inbreuk maakt op de handelsnaam van eiseres. De vorderingen zijn dan ook in beginsel toewijsbaar. Dit geldt ook voor zover de vordering betrekking heeft op de door gedaagde gebruikte domeinnaam www. [naam van gedaagde sub 1] .nl, nu deze volledig overeenkomt met haar (inbreukmakend geoordeelde) handelsnaam en gebruikt wordt ter aanduiding van de bedrijfsactiviteiten van haar onderneming, zodat het gebruik van de domeinnaam geldt als het voeren van een handelsnaam als bedoeld in artikel 5 Handelsnaamwet.