Gepubliceerd op maandag 9 juli 2018
IEF 17819
Rechtbank Den Haag ||
27 dec 2017
Rechtbank Den Haag 27 dec 2017, IEF 17819; ECLI:NL:RBDHA:2017:16565 (Yildiz c.s. tegen A c.s.), https://www.ie-forum.nl/artikelen/tweet-over-vertaalfout-op-halal-soepen-is-niet-onrechtmatig

Tweet over vertaalfout op halal soepen is niet onrechtmatig

Rechtbank Den Haag 27 december 2017, IEF 17819; ECLI:NL:RBDHA:2017:16565 (Yildiz c.s. tegen A c.s.) Mediarecht. Onrechtmatige daad. Yildiz is een multinationale onderneming van Turkse origine en houdt zich bezig met productie, distributie en export van levensmiddelen. A c.s. exploiteert een supermarkt en in die supermarkt worden soepen van Yildiz c.s. verkocht. Deze soepen zijn op de markt gebracht als halal. Op de verpakking van de soepen voor de Europese markt is een ingrediëntenlijst vermeld in veertien talen. Een periode heeft de Nederlandse tekst, voor zover hier van belang als volgt geluid: “Heeft varkensvet of zijn derivaten bevatten”. A c.s. heeft op 10 september 2015 op zijn openbare Twitter-account een tweet geplaatst met daarbij een beëdigde vertaling van de Nederlandse tekst op het etiket. In de Turkse lijst met ingrediënten staat juist dat het product geen varkensvet of andere varkensmiddelen bevat. Volgens Yildiz c.s. gaat het om een vertaalfout. Om te beoordelen of er door A c.s. onrechtmatig is gehandeld moet een belangenafweging plaatsvinden tussen het recht op bescherming van eer en goede naam en de uitingsvrijheid. In dit geval weegt de uitingsvrijheid van A c.s. zwaarder. Hij stond in zijn recht om via Twitter deze kwestie onder de aandacht te brengen. Yildiz c.s., die als onderneming ook zelf de publieke ruimte opzoekt, dient te dulden dat zij kritisch wordt gevolgd. De vorderingen van Yildiz c.s. worden afgewezen.

4.10. [A c.s.] heeft voldoende gemotiveerd naar voren gebracht dat hij wilde dat Yildiz c.s. hem en de klanten van de supermarkt duidelijkheid zou verstrekken over de vraag of de soepen wel halal waren, omdat de Nederlandse tekst op de etiketten suggereerde dat de soepen – ondanks een halal vermelding – varkensvet of varkensproducten bevatte. In dit kader heeft [A c.s.] onweersproken toegelicht dat hij vanwege deze Nederlandse tekst op de etiketten klachten ontving van bezorgde klanten van de supermarkt. Ook staat vast dat [A] voorafgaand aan zijn tweet contact heeft opgenomen met (de distributeur van) Yildiz c.s. producten in Nederland en dat dit er – ondanks de terugroepactie die volgens Yildiz c.s. op enig moment is opgestart – niet toe heeft geleid dat de soepen met de onjuiste etiketten in de supermarkt zijn vervangen, en de vragen en klachten van de klanten van de supermarkt zijn opgelost. Door [A c.s.] is, opnieuw onvoldoende weersproken, ter zitting aangevoerd dat [A] daarop telefonisch contact opnam met de klantenservice van Ülker, maar hij ten aanzien hiervan niet afdoende serieus genomen werd door de klantenservice van Ülker. Hij zag zich daarop uiteindelijk genoodzaakt de tekst op de etiketten door middel van zijn tweet bij de producent van de soepen, te weten Yildiz c.s., aan de kaak te stellen. Dit om de onrust bij zijn klanten weg te nemen en de vragen van zijn klanten over de Nederlandse tekst op de etiketten van deze producten te kunnen beantwoorden.

4.11. Tegen deze achtergrond stond [A] naar het oordeel van de rechtbank in zijn recht om via social media, te weten Twitter, deze kwestie bij Ülker, als onderneming actief op Twitter, en een daarbij betrokken persoon onder de aandacht te brengen en hen in zijn tweet in te kopiëren. Yildiz c.s., die als onderneming ook zelf de publieke ruimte opzoekt, dient te dulden dat zij kritisch wordt gevolgd.

4.15. [...] Daartegenover weegt de rechtbank evenwel mee dat het Yildiz c.s. zelf is geweest, die de onjuiste Nederlandse tekst over de aanwezigheid van varkensproducten in de soepen op de etiketten heeft geplaatst. Vaststaat ook dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de etiketten bij Yildiz c.s. rust. Terecht heeft [A c.s.] in dit verband gewezen op de verplichtingen van Yildiz c.s. in het kader van de vestrekking van voedselinformatie aan consumenten, zoals vastgelegd in Verordening (EU) Nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011. Yildiz c.s. heeft zelf een fout gemaakt, waarbij aan [A] niet verweten kan worden dat hij publieke kenbaarheid aan deze kwestie heeft gegeven.

Daar komt bij dat uit het in opdracht van Yildiz c.s. opgestelde mediarapport (onder 2.8) de tweet van [A] in het geheel niet voorkomt als bron van de discussie, maar de berichtgeving van Son Haber als oorsprong van de discussie op social media opvoert. Of deze discussie op social media het gevolg was van de tweet van [A] is, gelet hierop, niet vast komen te staan.

4.17. Alle relevante omstandigheden in onderlinge samenhang afwegend, komt de rechtbank tot het oordeel dat het recht van [A] om zijn mening te uiten in dit geval zwaarder weegt dan het recht van Yildiz c.s. op bescherming van de eer en goede naam van haar onderneming. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat [A] jegens Yildiz c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Er is geen sprake van een ontoelaatbare schending van een recht van Yildiz c.s. en evenmin van een schending van een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm.