Gepubliceerd op woensdag 13 juli 2005
IEF 639
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Taalstrijd bij OHIM

GvEA 13 juli 2005, T-242/02 The Sunrider Corp-OHIM. Sunrider vraagt Gemeenschapmerk TOP voor voedingscapsules en -supplementen aan. Aanvrage wordt afgewezen op grond van (niet geheel verrassend) gebrek aan onderscheidend vermogen. Beroep op inburgering mag Sunrider niet baten.

Geschil in deze zaak spitst zich echter toe op de taal waarin de inschrijvingsprocedure gevoerd werd. Sunrider heeft geopteerd voor het Grieks, maar dient wel een toelichtende vertaling in het Engels in. Kamer van Beroep correspondeerde vervolgens verder in het Engels, waarop Sunrider eveneens in het Engels antwoordde.

Sunrider stelt nu dat de handelswijze van de Kamer van Beroep een schending opleverde van art. 115 lid 4 van de Gemeenschapsverordening. Door haar Griekse stukken te telkens te vertalen heeft zij ten onrechte kosten moeten maken. Het Gerecht constateert dit eveneens maar oordeelt vervolgens dat een en ander er niet toe heeft geleid dat Sunrider is geschaad in de uitoefening van haar recht van beroep of dit moeilijker heeft gemaakt.

39. In dit stadium dient te worden onderzocht of, gelet op de omstandigheden van de zaak, kan worden geconcludeerd dat de in de punten 36 en 38 hierboven vastgestelde onregelmatigheden in concreto afbreuk hebben gedaan aan de rechten van verdediging van verzoekster. Verder moet worden uitgemaakt of, en in voorkomend geval in welke mate, de omstandigheid dat aan verzoekster in een andere taal dan de taal van de procedure kennis is gegeven van de beslissing van de onderzoeker, hoewel een handeling met beslissingskarakter overduidelijk niet kan worden gelijkgesteld met „corresponderen" in de betekenis die het Hof daaraan heeft gegeven in zijn reeds aangehaald arrest van 9 september 2003, Kik/BHIM, de uitoefening, door verzoekster, van haar recht van beroep heeft kunnen belemmeren.

40 In dit verband zij in de eerste plaats opgemerkt dat verzoekster in haar op 9 augustus 1999 ingediende schriftelijke uiteenzetting van de gronden van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker op uitputtende wijze de inhoud van de omstreden beslissing heeft onderzocht en puntsgewijs heeft gerepliceerd op de verschillende stappen in de redenering waarop het dispositief is gebaseerd. Zij heeft tegen deze beslissing niet alleen schending van artikel 115, lid 4, van verordening nr. 40/94 aangevoerd, maar ook twee middelen inzake schending van wezenlijke vormvoorschriften, namelijk schending van haar recht te worden gehoord en ontoereikende en tegenstrijdige motivering, twee middelen over de grond van de zaak, namelijk betwisting van het oordeel van de onderzoeker dat het aangevraagde merk elk onderscheidend vermogen mist en dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94, alsmede een middel betreffende schending van het non-discriminatiebeginsel.

41 Blijkens deze schriftelijke uiteenzetting was verzoekster in staat, de motivering van de beslissing van de onderzoeker ten volle te begrijpen en er dus op te repliceren in het kader van haar beroep. In deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat de omstandigheid dat aan verzoekster in een andere taal dan de proceduretaal kennis is gegeven van de beslissing van de onderzoeker, in concreto afbreuk heeft gedaan aan de uitoefening van haar recht van beroep of de uitoefening ervan moeilijker heeft gemaakt of op enige wijze de uitoefening van haar rechten van verdediging tijdens de procedure voor de kamer van beroep heeft belemmerd.

Overige juridisch minder interessante middelen (tenzij men de redenering waarom TOP niet onderscheidend is, interessant vindt) die door Sunrider worden aangedragen, worden door het Gerecht eveneens niet aangenomen. Beroep afgewezen. Lees hier arrest.