Gepubliceerd op woensdag 22 november 2017
IEF 17292
Rechtbank Amsterdam ||
21 nov 2017
Rechtbank Amsterdam 21 nov 2017, IEF 17292; ECLI:NL:RBAMS:2017:8478 (voormalige directeur tegen Buma/Stemra), https://www.ie-forum.nl/artikelen/rectificatie-van-artikelen-over-voormalig-directeur-buma-stemra-afgewezen

Rectificatie van artikelen over voormalig directeur Buma/Stemra afgewezen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 november 2017, IEF 17292; ECLI:NL:RBAMS:2017:8478 (voormalige directeur tegen Buma/Stemra) Afwijzing vordering tot rectificatie van artikelen over de voormalige directeur van twee aan elkaar gelieerde rechtspersonen. De artikelen, verschenen in het FD en RTLZ, zijn gebaseerd op interviews met de huidige directeur en de advocaat van de rechtspersonen. Tegen de laatstgenoemde twee is de vordering gericht. De termen “fraude” en “frauduleus” in die artikelen zijn echter niet gebezigd door de huidige directeur of de advocaat en komen voor rekening van de journalist. De uitlatingen die de huidige directeur en de advocaat wél hebben gedaan vinden voldoende steun in de feiten en zijn gerechtvaardigd. De handelwijze van Buma/Stemra kan in de hiervoor geschetste omstandigheden niet als onrechtmatig tegenover [eiser] worden aangemerkt.

 

4.3. [eiser] acht met name onrechtmatig dat hij in de artikelen in verband wordt gebracht met fraude, gerommel, strafbare feiten en andere integriteitsschendingen, terwijl daarvoor volgens hem geen enkele feitelijke basis aanwezig is. Daarnaast acht hij het onzorgvuldig dat geen sprake is geweest van hoor en wederhoor.

4.4. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de bewoordingen waarin de publicaties zijn gesteld, in combinatie met zijn naamsvermelding in één ervan, en in samenhang met de omstandigheid dat hij ook zonder vermelding van zijn naam bij (een deel van) het publiek en bij zijn relaties bekend is als de voormalige CEO van Buma/Stemra, suggereren dat hij in zijn toenmalige functie bij frauduleus handelen betrokken is geweest, ook al wordt hij daarvan niet rechtstreeks beticht.

4.5. Geen discussiepunt is dat een beschuldiging van ‘fraude’ op zichzelf een ernstige beschuldiging is, die in de regel de reputatie van de betrokkene (veel) kwaad doet. Het voorgaande brengt echter niet zonder meer mee dat Buma/Stemra door haar bijdrage aan het verschijnen van de gewraakte artikelen onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. De beoordeling daarvan kan immers niet geschieden zonder acht te slaan op de context waarin, en de wijze waarop dit is gebeurd. Daarover wordt het volgende overwogen.

4.13. Buma/Stemra heeft verder ter zitting verklaard te hebben bedongen dat zij de artikelen tevoren kon inzien, wat overigens niet betekende dat deze alleen met haar instemming zouden kunnen worden gepubliceerd. De artikelen van RTLZ – de publicaties in het FD vormen geen onderwerp van dit geding – zijn daadwerkelijk vóór de openbaarmaking aan haar voorgelegd. Volgens Buma/Stemra heeft zij RTLZ toen verzocht om de termen ‘fraude’ en ‘frauduleus’, die overigens niet als citaten van de geïnterviewden worden opgevoerd, uit de artikelen te schrappen. RTLZ was daartoe echter niet bereid.
Vooralsnog bestaat geen grond om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kwalificaties ‘fraude’ en ‘frauduleus’ komen daarmee voor rekening van de betrokken journalist. Zij kunnen dus niet worden toegeschreven aan Buma/Stemra. Daarvoor is te minder reden omdat in de publicatie ook staat dat ‘ [naam directeur] bezweert dat er geen geld is weggesluisd of grote bedrijfsfeestjes zijn genoten’, wat met een beschuldiging van fraude moeilijk valt te rijmen. De enkele omstandigheid dat Buma/Stemra zelf geen rectificatie van de publicaties heeft gevorderd, maakt dat niet anders.
Daarbij komt dat Buma/Stemra naderhand in haar jaarverslag en in de brief aan haar aangeslotenen (zie 2.14 en 2.15) (nogmaals) uitdrukkelijk heeft verklaard dat er geen aanwijzingen zijn dat op onrechtmatige wijze geld aan het vermogen van Buma/Stemra is onttrokken.

4.14. Ook de wijze waarop andere media (zoals GeenStijl) met de publicaties zijn omgegaan, kan niet op het conto worden geschreven van Buma/Stemra.

4.15. Ten slotte is in dit verband mede van belang dat [eiser] voor het in aanmerking komende gedeelte van het publiek tot op zekere hoogte dient te worden aangemerkt als een ‘public figure’ die meer te dulden heeft aan publiciteit over zijn persoon dan de gemiddelde burger.

4.16. De handelwijze van Buma/Stemra kan in de hiervoor geschetste omstandigheden niet als onrechtmatig tegenover [eiser] worden aangemerkt. Zij kon in de gegeven omstandigheden oordelen dat het betrachten van openbaarheid redelijkerwijs was geboden. Niet aannemelijk is geworden dat zij de grenzen van haar uitingsvrijheid te buiten is gegaan door beschuldigingen te uiten aan het adres van [eiser] waarvoor geen steun aanwezig is in het beschikbare feitenmateriaal. Voorts is juist (wél) aannemelijk geworden dat Buma/Stemra zich heeft verzet tegen de in de publicatie besloten suggestie van fraude. Ten slotte is niet of onvoldoende aannemelijk geworden dat zij een andere of meer terughoudende opstelling had moeten of kunnen kiezen met het oog op de bescherming van de eer en goede naam of de privacy van [eiser] .
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, weegt de uitingsvrijheid van Buma/Stemra hier dus zwaarder dan het recht van [eiser] op de bescherming van zijn reputatie en/of zijn persoonlijke levenssfeer. Dit leidt tot de conclusie dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

Afbeelding: beeldcitaat van RTLZ, waarover in dit artikel wordt bericht