Gepubliceerd op woensdag 30 november 2016
IEF 16407
Hof Amsterdam ||
29 nov 2016
Hof Amsterdam 29 nov 2016, IEF 16407; ECLI:NL:GHAMS:2016:5079 (Hearst tegen geïntimeerde), https://www.ie-forum.nl/artikelen/plaatsing-van-tot-huilen-bewerkte-foto-van-mr-miljonair-niet-onrechtmatig

Uitspraak mede ingezonden door Caroline de Vries en Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.

Plaatsing van tot huilen bewerkte foto van 'mr. miljonair' niet onrechtmatig

Hof Amsterdam 29 november 2016, IEF 16407; ECLI:NL:GHAMS:2016:5079 (Hearst tegen geïntimeerde) Mediarecht. Portretrecht. Op de cover van het maandblad Quote werd een editorial aangekondigd 'De bonte bluf van mr. miljonair' (online), over de ontwikkelaar van beursconcept Miljonair Fair. De paginagrote portretfoto van de cover is in bewerkte vorm herhaald in het tijdschrift, geïntimeerde heeft een droevige gelaatsuitdrukking en tranen op de wangen. De rechtbank verklaart voor recht dat het artikel en de bewerkte portretfoto onrechtmatig zijn. Dat er sprake is van een hetze tegen geïntimeerde zijn om zijn onderneming, een concurrente van Quote, schade toe te brengen, is onvoldoende onderbouwd. Hij is immers een 'public figure'die zich meer publiciteit moet laten welgevallen. De foto komt uit de catalogus van Hollandse Hoogte, waarvoor Hearst een licentie had verkregen. De bewerking bestaat alleen uit het gezicht verdrietig maken, dit overschrijdt niet de grenzen van onrechtmatigheid. Het hof wijst de vorderingen alsnog af.

 

3.5. [geïntimeerde] voert bij zijn incidentele grief 1 aan dat het publiceren van het artikel het begin is geweest van een hetze tegen hem met als doel zijn eer en goede naam als zakenman en privé aan te tasten en om zijn onderneming GMG, een directe concurrent van Quote, schade toe te brengen. Hij wijst erop dat de Raad voor de Journalistiek naar aanleiding van een door hem ingediende klacht heeft geoordeeld dat [appellante sub 3] in 2009 journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld en dat zij daarom rancuneus zou zijn. Ook noemt hij twitterberichten die [appellante sub 3] en een collega in december 2012 naar aanleiding van een bezoek aan de beurs Master of LXRY hebben geplaatst en enkele incidenten die zich in 2013 en 2015 in de sociale en/of privésfeer tussen hem en de collega van [appellante sub 3] hebben voorgedaan. [geïntimeerde] refereert tot slot aan het - hierna nog te bespreken - herhaalde gebruik van de bewerkte foto bij de later op de website gepubliceerde artikelen.

3.6. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] aldus onvoldoende heeft onderbouwd dat publicatie van het artikel onderdeel uitmaakt van een door Hearst c.s. tegen hem gevoerde hetze. Bij dit oordeel is van belang dat [geïntimeerde] een ‘public figure’ is en dat in dezelfde periode als waarin het gewraakte artikel is verschenen ook andere media aandacht aan [geïntimeerde] en zijn onderneming hebben besteed. Publicatie van het artikel dient ook gelet op het onderwerp een maatschappelijk doel. [geïntimeerde] is ten tijde van het verschijnen van het artikel immers actief als ondernemer en daarom is het voor het publiek van belang kennis te nemen van de financiële situatie van [geïntimeerde] en zijn onderneming en de rol die [geïntimeerde] daarin speelt. [geïntimeerde] heeft overigens niet uitdrukkelijk gesteld dat het onderwerp van het artikel van onvoldoende betekenis is om daaraan een artikel in het maandblad Quote te wijden. Wat zich na het publiceren van dit artikel tussen [appellante sub 3] , een collega van [appellante sub 3] en [geïntimeerde] heeft voorgedaan, is van onvoldoende betekenis om het publiceren van dit artikel als de aanvang van een hetze te zien. Het stond [appellante sub 3] en haar collega vrij om door middel van, het moet gezegd, enigszins overdreven twitterberichten de aandacht te vestigen op het zojuist gepubliceerde artikel. Voor het overige hebben de door [geïntimeerde] aangehaald incidenten tussen hem en de collega van [appellante sub 3] zich buiten de publiciteit afgespeeld zodat deze in dit verband niet relevant zijn. Het herhaald gebruiken van de bewerkte foto op de website van Quote geeft, ook in samenhang met het voorgaande, evenmin aanleiding om te spreken van een hetze. Grief 1 in incidenteel appel faalt.

3.19 (...) Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het plaatsen van de foto bij het artikel mede daarom niet onrechtmatig is. Bij dit oordeel is echter doorslaggevend dat [geïntimeerde] niet heeft aangevoerd dat en waarom hij door het plaatsen van de bewerkte foto bij het artikel in zijn eer en goede naam is aangetast. Dat had wel op zijn weg gelegen. De wijze waarop de foto is bewerkt maakt immers nog niet dat sprake is van een aantasting van eer en goede naam. De bewerking bestaat immers alleen daaruit dat het gezicht van [geïntimeerde] verdrietig is gemaakt en dat op zijn wangen groot uitgevallen tranen zijn weergegeven. Hoewel het bewerken van foto’s van personen grenzen kent die bij overschrijding tot onrechtmatigheid leiden, is daarvan in dit geval op zichzelf genomen geen sprake.