Gepubliceerd op donderdag 19 oktober 2017
IEF 17203
Hof Arnhem-Leeuwarden ||
17 okt 2017
Hof Arnhem-Leeuwarden 17 okt 2017, IEF 17203; ECLI:NL:GHARL:2017:9004 (SBS c.s. tegen Geïntimeerde), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ontoelaatbare-inbreuk-op-persoonlijke-levenssfeer-door-undercoverprogramma-sbs6

Ontoelaatbare inbreuk op persoonlijke levenssfeer door undercoverprogramma SBS6

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 oktober 2017, IEF 17203; ECLI:NL:GHARL:2017:9004 (SBS c.s. tegen Geïntimeerde). Mediarecht. Privacy. SBS zendt het programma "Stegeman op de bres". Het gaat in één van de uitzendingen om overboekingen van de rekeningen van de ouders van geïntimeerde naar de eigen rekening van geïntimeerde. De moeder van geïntimeerde heeft aangifte gedaan bij de politie, maar die hebben de zaak geseponeerd. In eerste aanleg vorderde geïntimeerde dat SBS de uitzending van al haar media zou verwijderen en daarnaast een rectificatie diende te plaatsen. Deze vorderingen worden toegewezen. Het Hof overweegt echter dat het uitzenden van het programma waarin opnamen zijn gemaakt met een verborgen camera een ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van geïntimeerde vormen. Dit weegt niet op tegen de vrijheid van meningsuiting van SBS c.s. Deze inbreuk rechtvaardigt het uitzendverbod. De rectificatie wordt, met inachtneming van de omstandigheden van het geval ten tijde van de beoordeling door het Hof, alsnog afgewezen. Het Hof bekrachtigt het vonnis met uitzondering van de onder 5.2 bevolen rectificatie en de onder 5.3 uitgesproken proceskostencompensatie.

5.10 In de geschetste omstandigheden vormt het uitzenden van de met een verborgen camera gemaakte opnamen van [geïntimeerde] in het programma Stegeman op de Bres naar het voorlopig oordeel van het hof een ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerde] . Het belang gevrijwaard te blijven van inbreuken daarop weegt in dit geval zwaarder dan de journalistieke uitingsvrijheid en het op zichzelf legitieme en door artikel 10 EVRM beschermde, particuliere en commerciële belang van SBS c.s. een onderhoudend programma te vervaardigen. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat het programma niet gericht is op het aan de kaak stellen van een maatschappelijke misstand. Het lijkt veeleer te gaan om een familievete waarbij de integriteit van [geïntimeerde] in twijfel wordt getrokken. Hetgeen door [geïntimeerde] als weerwoord is aangevoerd is bovendien slechts gedeeltelijk naar voren gebracht in de uitzending. Daarenboven is gebruik gemaakt van een verborgen camera, terwijl ook voor een andere wijze van informatievergaring gekozen had kunnen worden.
Voor de verbeeldingskracht van de bewuste uitzending was het naar het oordeel van het hof verder ook niet nodig de woonomgeving van [geïntimeerde] zo prominent en herhaaldelijk in beeld te brengen. Alle voorgaande feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof de aflevering van Stegeman op de Bres van 4 juni 2017 onrechtmatig jegens [geïntimeerde] . Daarmee weegt het recht van [geïntimeerde] op eerbiediging van zijn persoonlijk levenssfeer in dit geval zwaarder dan het recht van SBS c.s. op vrijheid van meningsuiting. De grieven 2 tot en met 7 falen.

5.11 Vervolgens moet beoordeeld worden (grief 9) of het door de voorzieningenrechter toegewezen uitzendverbod in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de rechten van [geïntimeerde] (artikel 10 lid 2 EVRM). Bij die beoordeling betrekt het hof de afweging die het hierboven heeft gemaakt. Van belang is te benadrukken dat een zwaarwegende factor bij de vaststelling van de onrechtmatigheid wordt gevormd door de veroordelende toon van het programma die te weinig recht doet aan de aard van de misstand, te weten een welles-nietes discussie in familieverband. Er zijn geen klemmende reden van publiek belang die de uitzending van beelden van de woning van [geïntimeerde] rechtvaardigen. Verder geldt dat voor de beoogde bewijsvoering het niet nodig was een verborgen camera te gebruiken, te minder nu [geïntimeerde] had ingestemd met een geluidsopname van het gesprek.
Dat [geïntimeerde] door de toonzetting van het programma en het herhaaldelijk gebruik van de met verborgen camera gemaakte beelden van zijn woonomgeving, in zijn persoonlijke levenssfeer ernstig is aangetast en dat hem dat heeft geschaad, acht het hof, mede gelet op de verklaring van [geïntimeerde] en zijn echtgenote en de overlegde Twitterberichten, voldoende aannemelijk. Dit alles afwegend is het hof met de voorzieningenrechter van oordeel dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerde] een verbod van de bewuste uitzending van Stegeman op de Bres rechtvaardigt. Het spreekt voor zich dat [geïntimeerde] een spoedeisend belang heeft bij het voortduren van dit verbod.

5.14 Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of [geïntimeerde] belang heeft bij de rectificatie, een onderscheid moet worden gemaakt tussen de toestand ten tijde van de uitspraak in eerste aanleg en die ten tijde van de uitspraak in hoger beroep. Het hof is verder van oordeel, anders dan SBS c.s., dat artikel 6:167 BW niet alleen ziet op het rechtzetten van feitelijke onjuistheden, maar ook op het rechtzetten van misleidende publicaties die het gevolg zijn van onvolledigheid. In het licht van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in het bijzonder de onvolledige uitzending van het weerwoord van [geïntimeerde] dat het negatieve beeld dat de kijker van hem krijgt bij het zien van de aflevering slechts heeft versterkt, had [geïntimeerde] in eerste aanleg voldoende belang bij de door hem gevorderde rectificatie gericht op eerherstel.

5.15 De situatie ten tijde van de uitspraak in hoger beroep is echter anders. Het hof volgt SBS c.s. in hun betoog dat de gevorderde rectificatie op de televisie in het licht van de door hen aangevoerde omstandigheden, die door [geïntimeerde] niet of nauwelijks zijn weersproken, niet proportioneel is. Hierbij komt dat inmiddels geruime tijd is verstreken sinds de uitzending op 4 juni 2017 en de smet op de reputatie van [geïntimeerde] door alle aandacht die deze zaak ten gevolge van het bestreden vonnis reeds in de media heeft gehad, voldoende is hersteld.
Het (spoedeisende) belang bij de rectificatie ontbreekt daarom. De gevorderde rectificatie zal alsnog worden afgewezen.