Gepubliceerd op donderdag 23 april 2015
IEF 14881
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Juistheid van het gepubliceerde hoeft niet "min of meer onomstotelijk" vast komen te staan

Hof Amsterdam 21 april 2015, IEF 14881 (Vara tegen Pretium)
Uitspraak ingezonden door Laura Broer, Le Poole & Bekema. Mediarecht. Vara besteedt in Kassa aandacht aan klachten omtrent de dienstverlening van Pretium aan vaak oudere klanten. De rechtbank heeft op 20 november 2013 één onderdeel van de uitzending onrechtmatig bevonden. Vara is tegen dit oordeel van de rechtbank in appel gegaan. Pretium heeft daarnaast incidenteel appel ingesteld tegen het vonnis. Pretium beroept zich op het argument van hoor en wederhoor en de reikwijdte van het feitenonderzoek dat Vara had moeten behoren te verrichten. Het hof oordeelt dat de grieven van Vara slagen en de grieven van Pretium moeten worden afgewezen.

 

Beoordeling

3.3 De rechtbank heeft - kort gezegd - Pretium, voor zover het de zaak van Glas betreft,  in het gelijk gesteld en de gevorderde verklaring voor recht op dat onderdeel toegewezen en daarbij - uitvoerbaar bij voorraad - Vara veroordeeld dat deel van de uitzending te verwijderen uit de diverse media.


3.11 [...] Gelet op de inhoud van de uitzending, zoals de rechtbank daarvan in het feitenrelaas onder 2.11 van het bestreden vonnis een weergave geeft, is de samenvatting daarvan onder 4.7. van het vonnis [...] een adequate en toereikende weergave van de strekking van die uitzending.

3.12 [...] De in de klachten van Pretium doorklinkende opvatting dat pas over feiten zou mogen worden gepubliceerd nadat - aan de hand van gedegen eigen feitelijk onderzoek - de juistheid van de feitelijke basis van hetgeen wordt gepubliceerd min of meer onomstotelijk is komen vast te staan, kan niet als juist worden aanvaard. Deze opvatting zou betekenen dat de nieuwsvoorziening en het commentaar op nieuws in de media voor een belangrijk deel onmogelijk zou worden.

3.13 Voorts is het hof van oordeel dat, anders dan Pretium doet voorkomen, het opzeggingstraject van de aansluiting van Glas wel degelijk een weg met hindernissen is geweest. [...]

3.16 [...] Kort gezegd komt dat er op neer dat zowel voorafgaand aan de uitzending (schriftelijk) als in de uitzending (mondeling) Nyks ampel in de gelegenheid is gesteld op de uitzending respectievelijk de daarin gepresenteerde klachten te reageren. Nyks heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. Tot meer was Vara niet gehouden. Hetgeen in de grieven verder op dit punt nog wordt opgemerkt, maakt dat niet anders. [...]

3.17 De conclusie is dat Vara niet onrechtmatig jegens Pretium heeft gehandeld. De principale grieven 3 en 4 slagen daarmee ook, terwijl de incidentele grieven 3a tot en met 3c, 4,5a en 5b falen. Het vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van Pretium worden alsnog in hun geheel afgewezen. Zij moet worden veroordeeld aan Vara terug te betalen wat Vara ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar mocht hebben betaald. Pretium zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en van het principale en incidentele hoger beroep.