Gepubliceerd op donderdag 22 september 2016
IEF 16263
HvJ EU ||
22 sep 2016
HvJ EU 22 sep 2016, IEF 16263; ECLI:EU:C:2016:719 (Combit Software GbmH tegen Commit Business Solutions Ltd), https://www.ie-forum.nl/artikelen/hvj-eu-vaststelling-van-verwarringsgevaar-voor-slechts-een-deel-van-de-unie

HvJ EU: Vaststelling van verwarringsgevaar voor slechts een deel van de Unie

HvJ EU 22 september 2016, IEF 16263; IEFBE 1935; ECLI:EU:C:2016:719 (Combit Software GbmH tegen Commit Business Solutions Ltd) Uniemerk. Verwarringsgevaar. In haar hoedanigheid van houdster van de merken combit heeft combit Software een rechtsvordering ingesteld tegen Commit Business Solutions. Primair verzocht zij, op grond van het Uniemerk waarvan zij houdster is, Commit Business Solutions te gelasten het gebruik, in de Unie, van het woordteken „Commit” voor de door haar verkochte computerprogramma’s te staken. Subsidiair heeft zij met een beroep op haar Duitse merk verzocht, diezelfde vennootschap te gelasten om het gebruik van dit woordteken in Duitsland te staken. De rechter geeft in deze zaak antwoord op de vraag of het bestaan van een inbreuk op het Uniemerk moet worden erkend of afgewezen voor de hele Europese Unie indien slechts in een deel verwarringsgevaar bestaat, of dat er in dat geval een onderscheid gemaakt moet worden tussen de verschillende lidstaten. Het HvJ EU stelt dat wanneer gebruik van een teken leidt tot gevaar voor verwarring met een Uniemerk in een deel van het grondgebied van de EU, geoordeeld moet worden dat er sprake is van schending van het aan dit merk verbonden uitsluitende recht en de staking van dit gebruik moet gelasten voor het gehele grondgebied van de Europese Unie, met uitzondering van het deel van dit grondgebied waarvoor het ontbreken van verwarringsgevaar werd vastgesteld.

Er wordt een prejudiciële beslissing over de volgende vraag verzocht:

„In welke zin wordt de beoordeling van het verwarringsgevaar bij een Uniewoordmerk beïnvloed indien de fonetische overeenstemming van het Uniemerk met een benaming die daarop inbreuk zou maken, vanuit het perspectief van de gemiddelde consument in sommige lidstaten wordt geneutraliseerd door een verschil in betekenis, maar vanuit het perspectief van de gemiddelde consument in andere lidstaten niet?

a)      Moet het verwarringsgevaar worden beoordeeld vanuit het perspectief van de ene of van de andere groep, dan wel vanuit het standpunt van een fictieve gemiddelde consument van alle lidstaten?
b)      Moet het bestaan van een inbreuk op het Uniemerk worden erkend of afgewezen voor de hele Europese Unie indien slechts in een deel verwarringsgevaar bestaat, of moet in dat geval een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende lidstaten?”

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

Artikel 1, lid 2, artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 102, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een rechtbank voor het Uniemerk vaststelt dat het gebruik van een teken leidt tot gevaar voor verwarring met een Uniemerk in een deel van het grondgebied van de Europese Unie, terwijl een dergelijk gevaar niet bestaat in een ander deel van dit grondgebied, deze rechtbank moet oordelen dat sprake is van schending van het aan dit merk verbonden uitsluitende recht en de staking van dit gebruik moet gelasten voor het gehele grondgebied van de Europese Unie, met uitzondering van het deel van dit grondgebied waarvoor het ontbreken van verwarringsgevaar werd vastgesteld.