Gepubliceerd op woensdag 23 mei 2012
IEF 11342
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Het voor de oudere merken relevante publiek

Gerecht EU 22 mei 2012, zaak T-570/10 (Environmental Manufacturing tegen OHIM/ Wolf)


Gemeenschapsmerkenrecht. In de oppositieprocedure komt de aanvrager van het beeldmerk dat de kop van een wolf afbeeldt de houdster van diverse Franse en internationale beeldmerken met woordmerk Outils WOLF tegen. De oppositieafdeling wijst de oppositie af, in beroep wordt deze beslissing vernietigd. Middelen: er is sprake van een schending van art. 42, want er is geen coherente subcategorie aangewezen die los van de ruimere klasse kon worden gezien, en dus heeft de kamer niet vastgesteld dat het normale gebruik van de merken alleen was bewezen voor een deel van de waren waarvoor deze werden beschermd. Ook is er schending van art. 8 lid 5: de relevante consument is niet juist aangewezen en de relevante schade is door de eigenaar van het oudere merk niet juist aangevoerd.

Het Gerecht EU verwerpt het beroep. Met betrekking tot het door de oudere merken aangeduide tuingereedschap kunnen evenwel geen logische categorieën of subcategorieën van waren worden onderscheiden naargelang het professionele gebruik of het gebruik door het grote publiek dat ervan kan worden gemaakt. Het relevante publiek voor de beoordeling van dit gevaar is immers het voor de oudere merken relevante publiek en dit publiek heeft de kamer van beroep in aanmerking genomen.

Subcategorie

22 Met betrekking tot het door de oudere merken aangeduide tuingereedschap kunnen evenwel geen logische categorieën of subcategorieën van waren worden onderscheiden naargelang het professionele gebruik of het gebruik door het grote publiek dat ervan kan worden gemaakt. Hoewel het waarschijnlijk is dat bepaalde van deze waren hoofdzakelijk zijn gericht tot een professionele clientèle, neemt dit niet weg dat de meeste van deze waren tegemoetkomen aan dezelfde behoeften inzake tuinieren, dat professionele tuinders hetzelfde gereedschap gebruiken als occasionele tuinders, en dat deze laatste ook groot gereedschap als dat aangeboden door verzoekster kunnen aanschaffen. Zo zal een professionele tuinder die in een stedelijk gebied werkt, niet genoodzaakt zijn grote machines aan te schaffen, terwijl een occasionele tuinder die op het platteland woont, daar wel behoefte aan kan hebben, met name indien hij bosrijke terreinen moet onderhouden.

23 Hoewel verzoekster terecht opmerkt dat de kamer van beroep de vraag inzake het normale gebruik had moeten onderzoeken alvorens de gegrondheid van interveniëntes oppositie te beoordelen, voert zij onvoldoende gegevens aan om te besluiten dat de kamer van beroep een beoordelingsfout heeft begaan met betrekking tot interveniëntes bewijs van normaal gebruik in de zin van artikel 42 van verordening nr. 207/2009.

Verwatering en het relevante publiek

32      In navolging van verzoekster dient te worden opgemerkt dat het publiek dat in aanmerking dient te worden genomen, verschilt naargelang van het soort inbreuk waartegen de houder van het oudere merk opkomt. Zowel het onderscheidend vermogen als de reputatie van een merk moeten immers worden beoordeeld in relatie tot de perceptie ervan door het relevante publiek, dat bestaat uit de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor dat merk is ingeschreven. Of er sprake is van een inbreuk waarbij afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk, dient bijgevolg te worden beoordeeld uit het oogpunt van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor dat merk is ingeschreven. Of er sprake is van een inbreuk waarbij ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk voor zover het de houder van het jongere merk verboden is voordeel te halen uit dat merk, moet worden beoordeeld uit het oogpunt van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor het jongere merk is ingeschreven (arrest Intel Corporation, punt 27 supra, punten 33‑36).

33      Hieruit volgt dat de kamer van beroep in beginsel het relevante publiek moet afbakenen naargelang van het soort inbreuk dat zij op grond van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 onderzoekt.

34      Dat de kamer van beroep dit onderscheid in het onderhavige geval niet heeft gemaakt, heeft evenwel geen invloed op het resultaat van haar beoordeling van het gevaar voor verwatering. Zoals blijkt uit punt 32 supra en zoals verzoekster in haar verzoekschrift zelf vaststelt, is het relevante publiek voor de beoordeling van dit gevaar immers het voor de oudere merken relevante publiek. Welnu, het is juist dit publiek dat de kamer van beroep bij haar beoordeling in aanmerking heeft genomen.

35      Bijgevolg treft de grief inzake de onjuiste rechtsopvatting van de kamer van beroep bij de afbakening van het relevante publiek geen doel voor zover zij betrekking heeft op de beoordeling van het gevaar voor verwatering en moet zij derhalve worden afgewezen.