Gepubliceerd op woensdag 28 september 2016
IEF 16275
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
13 sep 2016
Gerecht EU (voorheen GvEA) 13 sep 2016, IEF 16275; ECLI:EU:T:2016:468 (Globo beltoon), https://www.ie-forum.nl/artikelen/gerecht-eu-klankteken-dat-lijkt-op-een-belsignaal-kan-geen-identificatiefunctie-vervullen

Gerecht EU: Klankteken dat lijkt op een belsignaal kan geen identificatiefunctie vervullen

Gerecht EU 13 september 2016, IEF 16275; IEFbe 1939; ECLI:EU:T:2016:468; T-408/15 (Globo tegen EUIPO) Aanvraag voor klankmerk. Absolute weigeringsgrond: geen onderscheidend vermogen. Motiveringsplicht. Klanken kunnen een merk vormen, op voorwaarde dat zij bovendien vatbaar zijn voor grafische voorstelling. De banaliteit van het teken voor waren en diensten die al dan niet kunnen worden geassocieerd met beltonen van telefoons of geluidssignalen van wekkers en het feit dat het gebruik van een klankmerk voor stille waren moeilijk voorstelbaar is.

Een klankteken dat buitengewoon eenvoudig is en zich beperkt tot louter de herhaling van twee identieke noten, op zich geen boodschap kan doorgeven die de consumenten zich kunnen herinneren, zodat deze het niet zullen beschouwen als een merk, tenzij het door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen. Een merk dat bestaat uit klanken die lijken op een belsignaal kan geen identificatiefunctie vervullen, tenzij het elementen bevat die het kunnen individualiseren ten opzichte van andere klankmerken, waarbij evenwel zij aangetekend dat het niet om een origineel of fantasiemerk moet gaan. Beroep wordt verworpen.

11      De kamer van beroep heeft daaraan in punt 20 van de bestreden beslissing toegevoegd dat een merk dat bestond uit klanken die leken op een belsignaal, slechts een identificatiefunctie kon vervullen wanneer het elementen bevatte die het konden individualiseren ten opzichte van andere merken. In casu heeft de kamer van beroep in punt 21 van die beslissing echter vastgesteld dat het aangevraagde merk bestond uit de herhaling van een toon die klonk als een in alle opzichten banaal belsignaal, ondanks het feit dat het merk bestond uit een notenbalk in de G‑sleutel in een tempo van 147 kwartnoten per minuut, met de herhaling van twee gissen. De kamer van beroep heeft in punt 22 van de bestreden beslissing overwogen dat dergelijke nuances ten opzichte van de klassieke vorm van een belsignaal niet konden volstaan om het bezwaar op grond van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 van de hand te wijzen, omdat zij de betrokken consument konden ontgaan, en in punt 23 van die beslissing overwogen dat het ook onjuist was om te stellen dat het aangevraagde merk werd gekenmerkt door verschillende specifieke elementen, die de betrokken consument onmiddellijk kon waarnemen.

12      De kamer van beroep heeft in punt 24 van de bestreden beslissing geoordeeld dat het aangevraagde merk de vorm aannam van een zeer eenvoudig klankmotief, dit wil zeggen in wezen een banaal en gewoon belsignaal dat over het algemeen onopgemerkt zou voorbijgaan en dat de betrokken consument niet zou onthouden.

26      In casu dient ten eerste te worden vastgesteld dat de kamer van beroep dezelfde weigeringsgrond heeft ingebracht voor alle waren en diensten waarvoor de inschrijving van het aangevraagde merk is geweigerd, namelijk de banaliteit van het teken voor waren en diensten die al dan niet kunnen worden geassocieerd met beltonen van telefoons of geluidssignalen van wekkers en het feit dat het gebruik van een klankmerk voor stille waren moeilijk voorstelbaar is (zie punten 26 en 27 van de bestreden beslissing).

46      Bijgevolg stelt een klankteken dat niet méér kan betekenen dan louter de banale combinatie van de noten waaruit het bestaat, de betrokken consument niet in staat om het te bevatten in zijn functie van identificatie van de betrokken waren en diensten, aangezien het louter tot een „spiegeleffect” zou worden gereduceerd, in die zin dat het, zoals het EUIPO ter terechtzitting terecht heeft aangegeven, slechts naar zichzelf en naar niets anders zou verwijzen. Het zou dus niet geschikt zijn om bij de betrokken consument een zekere vorm van aandacht op te wekken op basis waarvan hij de onontbeerlijke identificatiefunctie van dit teken kan herkennen.

51      Dienaangaande zij opgemerkt dat een klankteken dat buitengewoon eenvoudig is en zich beperkt tot louter de herhaling van twee identieke noten, op zich geen boodschap kan doorgeven die de consumenten zich kunnen herinneren, zodat deze het niet zullen beschouwen als een merk, tenzij het door gebruik onderscheidend vermogen heeft verkregen [zie in die zin arrest van 12 september 2007, Cain Cellars/BHIM (Afbeelding van vijfhoek), T‑304/05, niet gepubliceerd, EU:T:2007:271, punt 22].

57      Zoals de kamer van beroep in punt 20 van de bestreden beslissing terecht heeft opgemerkt, kan een merk dat bestaat uit klanken die lijken op een belsignaal geen identificatiefunctie vervullen, tenzij het elementen bevat die het kunnen individualiseren ten opzichte van andere klankmerken, waarbij evenwel zij aangetekend dat het niet om een origineel of fantasiemerk moet gaan.