DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 23 maart 2017
IEF 16671
Rechtbank Den Haag ||
22 mrt 2017
Rechtbank Den Haag 22 mrt 2017, IEF 16671; ECLI:NL:RBDHA:2017:2722 (Underwear tegen Overseas Logistics Europe en High Hope), https://www.ie-forum.nl/artikelen/geen-vereenzelviging-licenties-door-zelfde-vestigingsadres-belastingdienstregistratie-of-dochterrela

Geen vereenzelviging licenties door zelfde vestigingsadres, belastingdienstregistratie of dochterrelatie

Rechtbank Den Haag 22 maart 2017, IEF 16671; ECLI:NL:RBDHA:2017:2722 (Underwear tegen Overseas Logistics Europe en High Hope) OLE is een Nederlands logistieke dienstverlener die ook opslag aanbied. Onder OLE is beslag gelegd op onderkleding en pyama's met de RB- en NG-merken. Volgens de licentieovereenkomst handhaaft Underwear als licentiehouder in de EU. Het is echter onvoldoende onderbouwd dat Underwear licentiehouder is en mag handhaven. Vereenzelviging met de merkhouder omdat ze op hetzelfde adres zijn ingeschreven of registratie van de licenties bij de Italiaanse belastingdienst zijn onvoldoende. Dat Balestra Srl. moet worden vereenzelvigd met de merkhouder omdat de directuer van de Srl. de dochter is van de merkhouder is ontoereikend bewijs. De vorderingen worden afgewezen, conservatoir beslag tot afgifte wordt opgeheven. In de tussenkomst wordt schadevergoeding toegekend ad €1.098 per week voor stallingskosten sinds week 27 van 2015.

In conventie:

4.4. Uitgaande van de juistheid van het door Underwear omtrent de inhoud van die documenten gestelde, volgt daaruit bovendien niet dat zij geldige licenties van de geregistreerde merkhouders heeft verkregen. De gestelde licentie voor de NG-merken zou aan haar zijn verleend door Royalties International in de in 2.8 beschreven overeenkomst. Volgens Underwear was Royalties International daartoe gerechtigd krachtens de in 2.7 beschreven overeenkomst met Licensing Srl. Underwear stelt2 dat Licensing Srl de merkhouder is. Echter, blijkens de door Underwear overgelegde afschriften van de registraties van de NG-merken is dat Nazareno Gabrielli Srl. Zelfs als aangenomen moet worden dat Licensing Srl (anders dan Underwear zelf stelt) niet de merkhouder is maar een licentienemer van Nazareno Gabrielli Srl., is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk hoe Licensing Srl op haar beurt de bevoegdheid tot het verlenen van een (sub)licentie aan Royalties International heeft verkregen van Nazareno Gabrielli Srl. De blote stelling dat Licensing Srl moet worden vereenzelvigd met de geregistreerde merkhouder Nazareno Gabrielli Srl omdat die partijen op hetzelfde adres gevestigd zijn, is daarvoor onvoldoende. Anders dan Underwear lijkt te betogen, kan zij aan registratie van de licenties bij de Italiaanse belastingdienst geen bewijs ontlenen. Die registratie toont niet aan dat de sublicentiegever daartoe door de merkhouder gerechtigd is.

4.5. Ook voor de RB-merken heeft Underwear, na de gemotiveerde betwisting door OLE (en High Hope) van de rechtsgeldigheid daarvan, niet toegelicht hoe Balestra Srl ., waarvan zij de licentie heeft gekregen, zelf bevoegd was om een (sub)licentie te verlenen, nu de natuurlijke persoon [A] de geregistreerde merkhouder is. De blote stelling dat Balestra Srl . moet worden vereenzelvigd met de merkhouder omdat de directeur van Balestra Srl . de dochter is van de merkhouder, is daartoe niet toereikend. Anders dan Underwear betoogt, is eveneens onvoldoende dat het een gebruikelijk constructie is dat de merkhouder een natuurlijke persoon is die het merk vervolgens in licentie geeft aan een rechtspersoon. Van die licentie blijkt immers niets in deze zaak.

4.6. Het voorgaande brengt mee dat Underwear haar stelling dat zij licentiehouder is, gelet op de gemotiveerde betwisting door OLE en High Hope, onvoldoende heeft onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van de geregistreerde merkhouders voorafgaand aan de mondelinge behandeling, te meer nu dit een voor haar betoog essentiële stelling is, die ook in het partijdebat centraal staat. Nu Underwear deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd, komt de rechtbank aan het bewijsaanbod van Underwear niet toe. Een en ander brengt mee dat de vorderingen van Underwear zullen worden afgewezen.

Tussenkomst

4.19: (...) OLE heeft bij conclusie van antwoord in tussenkomst een aantal facturen in het geding gebracht van haar aan IFB, die zien op de verhuur van opslagruimte (Warehouse rent 488 pallets x € 2.25). Het daar genoemde bedrag aan stallingskosten bedraagt € 1.098 per week. Bij het ontbreken van een nadere onderbouwing van de stallingskosten door High Hope – in het bijzonder is van enige gestelde opslag op de stallingskosten die IFB zou berekenen niet gebleken – stelt de rechtbank de bij wijze van schade ten gevolge van het beslag door High Hope geleden en nog te lijden schade vast op € 1.098 per week. Underwear zal worden veroordeeld om dit bedrag aan High Hope te betalen over de duur van het beslag, te weten vanaf week 27/2015 tot en met de week waarin het beslag wordt opgeheven. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag zal worden toegewezen zoals gevorderd, vanaf de datum van het instellen van de vordering in tussenkomst, dat wil zeggen vanaf 16 maart 2016.