DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 8 december 2016
IEF 16438
||
22 nov 2016
22 nov 2016, IEF 16438; ECLI:CE:ECHR:2016:1122JUD000891805 (Grebneva en Alismchik tegen Rusland), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ehrm-veroordeling-gezicht-ovj-op-vrouwenlichaam-in-satirische-publicatie-is-schending-10-evrm

EHRM: Veroordeling gezicht OvJ op vrouwenlichaam in satirische publicatie, is schending 10 EVRM

EHRM 22 november 2016, IEF 16438; IEFbe 2022; ECLI:CE:ECHR:2016:1122JUD000891805 (Grebneva en Alismchik tegen Rusland) Mediarecht. Artikel 10 EVRM. Verzoekster Grebneva is de uitgever van een regionaal weekblad en verzoekster Alisimchik is journalist en columnist. Tijdens een verkiezingscampagne voor de Doema in het najaar van 2003 publiceerde de krant een reeks satirische artikelen, geschreven door verzoekster Alisimchik waarin een Russisch stripfiguur genaamd Masyanya gevolgd werd op haar reis van Sint Petersburg naar Vladivostok als verkiezingswaarneemster. Masyanya kwam in de artikelen in aanraking met ene Vasilinka, de directeur van een escortbureau. In een van deze artikelen, geschreven door verzoekster Alisimchik en getiteld "kandidaten moeten bekend zijn van binnenuit", werd het karakter Vasilinka geïnterviewd. Bij het artikel was een lijst van verkiezingskandidaten gevoegd, voorzien van Vasilinka’s commentaar op hen, waarbij gebruik was gemaakt van “slang” en uitdrukking die gebruikelijk zijn in de onderwereld. Bij het artikel stond een foto van het gezicht van de officier van justitie, V., afgebeeld op een vrouwenlichaam gekleed in een één dollarbiljet.

In het interview werd Vasilinka in een zeer negatief daglicht gezet - met inbegrip van de woorden "prostituee-weerwolf". De officier van justitie V. deed aangifte tegen de verzoeksters waarin hij stelde dat het artikel zeer beledigend, onfatsoenlijk en lasterlijk was. De verzoeksters werden in 2004 beiden veroordeeld voor zware belediging. Met een beroep op artikel 10 van het EVRM hebben de verzoeksters bij het hof geklaagd over hun strafrechtelijke veroordeling voor een satirische publicatie. Het hof oordeelt dat er sprake is van schending van artikel 10 EVRM. Het hof oordeelt
dat de verzoeksters beide recht hebben op een schadevergoeding van 920 euro materiële schade, 3.000 euro immateriële schade en 2.760 euro kosten. Persbericht