Gepubliceerd op maandag 9 januari 2017
IEF 16494
EHRM ||
EHRM , IEF 16494; (TMG tegen Staat der Nederlanden), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ehrm-in-telegraaf-nederland-inbeslagneming-bij-journaliste-schending-artikel-10-evrm

Bijdrage ingezonden door Jens van den Brink en Lotte Oranje, Kennedy Van der Laan.

EHRM in Telegraaf/Nederland: inbeslagneming bij journaliste schending artikel 10 EVRM

EHRM 22 september 2016, IEF 16494; IEFbe 2051; appl.no. 33847/11 (TMG tegen Staat der Nederlanden) In maart 2009 publiceert De Telegraaf het artikel “AIVD faalde rond Irak” en in juni 2009 het artikel “Beveiliging fors opgeschroefd. Dalai Lama bedreigd”. De AIVD vermoedt dat er staatsgeheime documenten zijn gelekt naar de journaliste van de Telegraaf en stelt een onderzoek in. Er wordt een huiszoekingsbevel afgegeven en op 18 juni 2009 vindt een huiszoeking plaats bij de journaliste waarbij allerlei objecten en (elektronische) documenten in beslag worden genomen. Ook wordt de telefoon van de journaliste afgeluisterd. Via deze documenten en gesprekken komt de AIVD twee van haar medewerkers op het spoor, die beide worden aangeklaagd. Over deze strafrechtelijke processen werd op Media Report al eerder geschreven (MR 2013-14256 en MR 2014-083).

 

De journaliste en de Telegraaf dienen op grond van artikel 552a Sv een klacht in bij de rechtbank tegen de inbeslagneming waarin ze de inbeslaggenomen stukken terugvorderen. Dit verzoek wordt afgewezen omdat de huiszoeking rechtmatig wordt bevonden: het was proportioneel en er is voldaan aan het subsidiariteitvereiste. Deze uitspraak wordt bevestigd door het Hof Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat alle stukken inmiddels terug zijn gegeven aan de journaliste en dat zij daarmee geen belang meer heeft bij haar beroep: hierdoor wordt ze niet-ontvankelijk verklaard.

De journaliste en de Telegraaf stapten daarop naar het EHRM, met het standpunt dat er een inbreuk is geweest op artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting en persvrijheid) en op de daaruit voortvloeiende uitings- en verspreidingsvrijheid en de vrijheid van nieuwsgaring en journalistieke bronbescherming. Door dit soort acties zouden bronnen worden afgeschrikt en in de toekomst uit angst ontdekt te worden minder snel bestuurlijke misstanden aan de kaak stellen.

Opmerkelijk is dat de Staat dit bij het EHRM erkent: zij zegt in een verklaring zich ervan bewust te zijn dat er een inbreuk op artikel 10 EVRM is geweest. De Staat is bereid alle proceskosten te vergoeden, zolang deze redelijk en noodzakelijk zijn. De journaliste en de krant gaan hier niet mee akkoord, voornamelijk omdat ze van mening zijn dat de wet in Nederland nog niet zodanig is aangepast dat in de toekomst soortgelijke inbreuken zullen worden voorkomen.

Het EHRM besluit de zaak van de rol te schrappen, op grond van artikel 37 lid 1 EVRM. Er is sprake van een poging van de Staat om een “friendly settlement” te bereiken. De onderhandelingen hierover waren weliswaar niet onder toezicht van het EHRM, maar er is geen reden aan te nemen dat er sprake is geweest van machtsmisbruik. Het EHRM weegt hierbij mee dat De Telegraaf een grote private onderneming is en dat alle partijen vertegenwoordigd werden door ervaren advocaten.

Verder haalt het EHRM nog een aantal zaken aan waarin zij al eerder een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over bronbescherming van journalisten. Zie bijvoorbeeld voor doorbreking brongeheim en het verschoningsrecht van een journalist Voskuil v. the Netherlands, voor huiszoeking en inbeslagneming bij journalisten Ernst and Others v. Belgium en voor een overzicht over brongeheimjurisprudentie MR 2016-027.

Nederland heeft nu nieuwe wetgeving in de maak om in de toekomst vergelijkbare inbreuken te voorkomen, waardoor naar oordeel van het EHRM de tijdelijke huidige regeling geen beoordeling behoeft.
Omdat de Staat een degelijke verklaring heeft afgelegd waarin zij het recht van artikel 10 EVRM en de inbreuk hierop heeft erkend, hoeft de zaak verder niet meer onderzocht te worden en wordt hij van de rol geschrapt.

Van belang is verder nog de kostenclaim van de journaliste en De Telegraaf. De Staat vond een aantal bedragen buitensporig en vond dat ze niet van toepassing zijn op de daadwerkelijke schending van artikel 10 EVRM. Het EHRM oordeelt onder verwijzing naar Blokhin v. Russia dat de verzoeker vergoeding voor de proceskosten mag vragen, indien deze daadwerkelijk zijn uitgegeven en redelijk zijn. Het EHRM velt dan een oordeel over het advocatenhonorarium in de onderliggende zaak. Het uurtarief (€ 375,-) gaat volgens het EHRM veel verder dan wat redelijk is. Opmerkelijk, aangezien dit voor een gespecialiseerde advocaat niet buitensporig is. Daarnaast is niet voldoende gemotiveerd dat deze kosten noodzakelijk waren en in relatie stonden met het geschonden recht. De Telegraaf en de journaliste krijgen uiteindelijk dus maar een deel van de geclaimde kosten vergoed door de Staat.