Gepubliceerd op vrijdag 6 november 2015
IEF 15401
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Auteursrechtdebat: Open Access: op drie fronten tegelijk

Door Anne de Hingh, Universitair docent Internetrecht, VU Amsterdam. Thema: Wet Auteurscontractenrecht. Dat de Internationale Open Access  Week net achter de rug is, zal de meeste lezers van Auteursrechtdebat waarschijnlijk zijn ontgaan. Toch blijven de ontwikkelingen op het gebied van Open Access (OA) van wetenschappelijke artikelen en dataverzamelingen en de discussies daarover voortduren. Interessant genoeg voltrekken zich (ook in Nederland) momenteel drie parallelle ontwikkelingen op het terrein van OA, die schier onverenigbaar lijken te zijn.

Groen | Mét het nieuwe auteurscontractenrecht is op 1 juli jongstleden ook de nieuwe Open Access regeling (artikel 25fa Aw) in werking getreden. Deze bepaling ziet op de zogenaamde groene OA route: de mogelijkheid voor een auteur om zijn wetenschappelijke publicatie na verloop van een redelijke termijn na de eerste openbaarmaking ervan, online beschikbaar te stellen (bijvoorbeeld  op een persoonlijke website of in een institutionele repository). In zijn commentaar bij het artikel beschrijft Visser de ratio achter deze bepaling (en met name achter de embargoperiode) vanuit een uitgeversperspectief. ‘De steller van het amendement (het kamerlid Taverne, AdH) heeft tegemoet willen komen aan de belangen van de uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften die hun investeringen moeten kunnen terugverdienen met abonnementsinkomsten of toegangsgelden. Daartoe is bepaald dat een “redelijke termijn” in acht moet worden genomen alvorens de beschikbaarstelling in open access plaatsvindt.’

Juist die embargoperiode blijkt in de academische praktijk voor sommige wetenschappelijke auteurs een obstakel te vormen dat zij graag omzeilen. Bijvoorbeeld door onmiddellijk na verschijning een eerdere (draft)versie van het betreffende artikel op internet te plaatsen, of door überhaupt geen acht te slaan op de (nu dus wettelijke) verplichting van een embargoperiode en de publicatie toch meteen online te zetten. Of artikel 25fa werkelijk iets zal veranderen aan de bestaande praktijk moet zich nog uitwijzen. Wel lijkt de bepaling in elk geval moeilijk te verenigen met het beleid van grote wetenschapsfinanciers en universitaire instellingen die dikwijls als voorwaarde voor financiering onmiddellijke publicatie van onderzoeksresultaten en data vereisen.

Goud | Opvallend genoeg voltrok zich parallel aan de voorbereiding van de wettelijke introductie van groen OA een geheel andere ontwikkeling. Staatssecretaris Dekker liet immers de afgelopen jaren bij diverse gelegenheden weten dat de Nederlandse regering fervent voorstander is van de gouden route naar OA. Bij deze manier van OA plaatst de uitgever artikelen niet alleen in papieren wetenschappelijke tijdschriften maar ook direct op internet waar het in beginsel gratis toegankelijk is voor gebruikers. De auteur (of zijn onderzoeksinstelling of subsidiënt) wordt geacht de kosten hiervoor, de zogenaamde APC’s  (Article Processing Charges), te betalen.

Dat er op de diverse fronten verschillend wordt gedacht over OA, ontlokte bij Wirt Soetenhorst (directeur Boom uitgevers) de uitspraak dat ‘de keuze voor de  groene oplossing van Open Access (in de Auteurswet) niet overeenkomt met het standpunt van de staatssecretaris van Onderwijs en dus een dode letter wordt’ (een stelling tijdens het Auteurscontractenrecht-symposium op 3 september 2015). Visser wees eerder inderdaad al op de interessante paradox dat door de wettelijke verankering van de groene route, het voor slimme uitgevers juist  een aantrekkelijkere optie wordt om de gouden route te verkennen: “…[het is] goed denkbaar dat slimme uitgevers […]  gaan overschakelen op golden access: ‘Wil jij nu snel open access? Prima, maar dan moet je wel dokken.’”

Platina | En waar staan de wetenschappelijke auteurs om wier werk het uiteindelijk allemaal draait? De Nederlandse universiteiten lieten in 2013 weten blij te zijn met de steun van het kabinet (voor Open Access) en konden begrip opbrengen voor de principiële keuze voor de gouden route. De VSNU tekende daarbij aan: ‘Waarschijnlijk is de gouden route op termijn de meest duurzame oplossing. Maar hij is ook complex.’

En complex is het geworden. Want inmiddels moeten veel Europese universiteiten concluderen dat zij een significant deel van hun budget kwijt zijn aan het publiceren van hun wetenschappelijke artikelen in gouden OA. De LERU (League of European research Universities) riep onlangs de Nederlandse regering op om als EU-voorzitter snel tot werkbare oplossingen te komen. Want, ‘Christmas is over’, aldus Deketelaere, secretaris-generaal van de LERU.

Een platina route naar OA is zo’n werkbare oplossing die hier en daar in de praktijk al wordt beproefd. Zo nam onlangs een groep taalkundigen het initiatief om uit protest tegen de hoge APC’s de overeenkomsten met gerenommeerde uitgeverijen op te zeggen en een aantal linguïstische tijdschriften inclusief hun redacties, auteurs en peers onder te brengen bij een OA uitgeverij. Een ander (juridisch) voorbeeld is het volledig OA-tijdschrift NALL dat al eerder een dergelijk traject bewandelde, overigens juist in samenwerking met een ‘traditionele’ uitgever. De platina route kent zeker ook zijn eigen obstakels:  zo hebben veel auteurs en lezers nog steeds een onberedeneerde voorkeur voor traditionele, papieren publicaties en zullen nieuwe OA-tijdschriften nog moeten werken aan hun naamsbekendheid. Maar uiteindelijk zal platina OA het op alle fronten winnen van de dode letter van 25fa en de onbetaalbare oplossing van gouden OA.

Anne de Hingh