DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 31 juli 2017
IEF 16999
Rechtbank Amsterdam ||
18 jul 2017
Rechtbank Amsterdam 18 jul 2017, IEF 16999; ECLI:NL:RBAMS:2017:5104 (Eiser tegen AFC Ajax), https://www.ie-forum.nl/artikelen/ajax-mocht-samenwerking-kledingproducent-opzeggen-nadat-deze-verkeerd-bedrukte-kleding-te-koop-aanbo

Ajax mocht samenwerking kledingproducent opzeggen nadat deze verkeerd bedrukte kleding te koop aanbood

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 juli 2017, IEF 16999; ECLI:NL:RBAMS:2017:5104 (eiser tegen AFC Ajax) Contractenrecht. Voetbalclub Ajax mocht de samenwerking met een kledingproducent opzeggen nadat deze verkeerd bedrukte Ajax-kleding op een braderie te koop had aangeboden. Het mag zo zijn dat eiser al sinds 1989 de sportkleding voor Ajax bedrukt, de contractuele relatie tussen partijen dateert van 2012. Ajax heeft altijd een eigendomsrecht behouden op de restartikelen. Eiser heeft van meet af aan voor Ajax gehouden. Bij deze uitkomst behoeft hetgeen partijen hebben aangevoerd in het kader van het merkrecht geen bespreking meer.

4.5. De stelling van [eiser] dat hij eigenaar van de restartikelen is geworden, gaat niet op. Ajax heeft terecht aangevoerd dat [naam kledingsponsor] en Ajax nooit afstand hebben gedaan van hun eigendomsrecht op de restartikelen en dat [eiser] dat uit het enkele feit dat deze nog in de bedrijfsruimte aanwezig waren ook niet mocht afleiden. Van verjaring kan ook geen sprake zijn, omdat [eiser] de restartikelen nooit in bezit heeft gehad, maar van meet af aan voor [naam kledingsponsor] /Ajax heeft gehouden.

4.6. Wat daarvan verder zij, het had voor [eiser] duidelijk moeten zijn dat het in ieder geval niet de bedoeling was dat restartikelen zonder toestemming van Ajax en/of [naam kledingsponsor] in het verkeer zouden worden gebracht. Hij erkent dat in zijn e-mail van 30 maart 2017 met zoveel woorden (“had me dat moeten realiseren”) en uit de verklaring van [naam oproepkracht] blijkt dat daarnaar de afgelopen jaren ook daadwerkelijk is gehandeld. In die verklaring staat immers dat de verkeerd geleverde artikelen veelal ofwel werden teruggehaald, ofwel door [eiser] in opdracht werden vernietigd. Een enkele keer zijn artikelen naar een goed doel gegaan, maar dat is wat anders dan verkoop voor eigen gewin, en bovendien was daarvoor toestemming gegeven.

4.10. Dat [eiser] na 10 juni 2017 – de datum waartegen de overeenkomst is opgezegd – nog opdrachten van Ajax heeft ontvangen, waarbij ook medewerkers van de afdeling Merchandising van [naam kledingsponsor] betrokken waren, biedt onvoldoende grond voor toewijzing van de vordering. Ajax heeft in dit verband aangevoerd dat over de opzegging op directieniveau is beslist en dat het besluit om geen zaken meer met [eiser] te doen nog niet tot alle lagen van de organisatie is doorgedrongen.

4.11. Op grond van al het voorgaande is niet aannemelijk dat de bodemrechter de primaire of de subsidiaire vordering van [eiser] zal toewijzen. Bij deze uitkomst behoeft hetgeen partijen hebben aangevoerd in het kader van het merkrecht geen bespreking meer. De vordering zal worden afgewezen.