DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 28 maart 2017
IEF 16678

Bijdrage ingezonden door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten.

Ernst-Jan Louwers - Modellenrecht en techniek, overpeinzingen na Walter Hart

Walter Hart bepleit afschaffing van de techniekexceptie in het modellenrecht (IEF 16630). Zijn argumenten overtuigen mij niet en het lijkt mij ook geen goed idee.

Ten eerste haal je op die manier in feite het gesneefde registratieoctrooi - zonder nieuwheidsonderzoek - via de achterdeur weer naar binnen. En daarmee meer rechtsonzekerheid. Precies de reden waarom destijds het korte registratieoctrooi is afgeschaft.

Ten tweede doet het huidige systeem recht aan de positie van de ontwerper en de competitie. Bij een strakke toepassing van de wet blijft alleen ieder element dat louter technisch of functioneel bepaald is, terecht buiten de bescherming van het modelrecht (en ook buiten het auteursrecht en merkrecht). Dat laat meer dan voldoende ruimte over voor bescherming van vormgeving. In veel gevallen zal dat immers betekenen dat een creatieve keuze, hoe beperkt ook, dan toch bescherming toekomt onder het modellenrecht (en/of auteursrecht).

Ook op die manier bereik je het doel dat Walter Hart voor ogen heeft, namelijk een ruimhartige toepassing van het modellenrecht. Als onze rechters diezelfde toets toepassen, is er niets aan de hand. Een argumentatie van "voldoende reële alternatieven" (hoeveel is “voldoende” en wat is “reëel”?) van het Haagse hof in het KOZ-arrest over kabelgoten [IEF 15864] en de Lamzac-zaak over zitzakken [IEF 16137], is dan onnodig.

Overigens heeft de Duitse rechter op 7 juli 2015 aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen gesteld over de techniekexceptie in het EU modellenrecht (IEF 16182; hier vindt u de aan het Hof van Justitie gestelde vragen: Schweisszentrierstiften). Het Oberlandesgericht in Düsseldorf wil weten of ook sprake is van de techniekuitsluiting als de uitwerking van de vormgeving helemaal niet van belang is voor het design van het product maar slechts wordt bepaald door de (technische) functionaliteit. En dan is de tweede vraag vanuit welk standpunt moet de rechter dan beoordelen of de design-kenmerken van het product louter zijn gekozen vanwege functionele overwegingen? En tot slot, wie is dan eigenlijk maatgevend, een objectieve waarnemer? Ook dat laatste is een interessante vraag en kan per product verschillen.

Tenslotte zou het afschaffen van de techniekexceptie leiden tot weer een nieuw beschermingsregime voor techniek naast octrooi. Dat lijkt mij niet wenselijk en om bovengenoemde redenen niet nodig. De toekomst van het intellectuele eigendom staat sowieso al onder druk en een complete heroverweging en herziening is geïndiceerd. De huidige en komende generaties kijken volledig anders naar intellectuele eigendom en denken veel meer in openheid en delen om snel verder te komen. Denk bijv. aan open source, open hardware, open innovatie. Bovendien gaat innovatie zo snel dat beschermen vaak nog nauwelijks zin heeft, zeker in onze digitaliserende en verbonden maatschappij van vandaag en morgen.

De oplossing ligt dus niet in afschaffing van de techniekrestrictie maar in de toepassing van een goed uit te leggen en eenduidige lijn door de rechter:

  • Alles wat echt louter technisch/functioneel bepaald is, valt buiten de bescherming van het modellenrecht (en overigens ook het auteursrecht).
  • Vormgeving die niet louter technisch/functioneel bepaald is en ook overigens voldoet aan de criteria van het modellenrecht (c.q. het auteursrecht), is in meer of mindere mate beschermd. Dat kan best technische of functionele elementen betreffen.
  • Voor de mate van bescherming en de beantwoording van de inbreukvraag gelden dan uiteraard de gebruikelijke criteria voor model- c.q. auteursrecht.

Walter Hart wekt naar mijn mening ten onrechte de indruk dat we met de afschaffing van de techniekexceptie een systeem zouden krijgen zoals in de VS en Duitsland. In die systemen bestaan echter andere, wettelijk verankerde intellectuele eigendomsrechten voor technische vormgeving, namelijk een design patent c.q. Gebrauchsmuster. Maar zelfs in die systemen is de rechtszekerheid niet per se gediend met additionele bescherming die bungelt tussen model en octrooi.

Het argument dat een ontwerper/uitvinder van een nieuw product helemaal niet bezig is met de vraag of een vernieuwing technisch is of juist esthetisch, is naar mijn mening niet relevant. Afschaffing van de techniekexceptie zou leiden tot schijnzekerheid met het gevaar dat geen octrooi wordt aangevraagd. Dat wens ik een ontwerper/uitvinden van een goeddeels technisch/functioneel bepaald product niet toe. Aan advocaten, gemachtigden, overheid (RVO), universiteiten en hogescholen de schone taak om hen goed voor te lichten over de verschillen en de voor- en nadelen van de verschillende beschermingsregimes.